Politieke partijen over geluid

door de redatie, 25 november 2001

Met de verkiezingen in aantocht is het misschien aardig om in Geluidnieuws aandacht te besteden aan wat de politieke partijen eigenlijk willen met het geluidsbeleid. Blijft het bij mooie woorden, of willen de partijen ook meer aan geluidshinderbestrijding doen? Wij hopen u in de komen maanden hierover vaker te kunnen informeren. 

D66 stelt vragen bij NVVP

In het Partijblad Democraat besteedt Francine Giskes aandacht aan het NVVP. 

Het gemak waarmee zaken als ruimtelijke ordening naar de gemeenten, provincies en kaderwetgebieden worden afgeschoven staat mw. Giskes niet aan. Voor decentralisatie van de aanleg van regionale en lokale infrastructuur, met de bijbehorende middelen, is volgens haar wel degelijk veel te zeggen, maar dit gaat veel verder - te ver, vindt zij. Voor wat betreft de vrijwaringszone is haar niet duidelijk hoe het kabinet dit beleid denkt vorm te geven in bestaand stedelijk gebied. D66 krijgt regelmatig voorbeelden aangedragen van het soort problemen dat daarmee ontstaat. Bovendien heeft D66 de indruk dat dergelijke zones onderling strijdige doelstellingen lijken te moeten dienen: zowel ruimte voor nieuwe infrastructuur als bescherming tegen geluidhinder en andere milieuoverlast.

In het NVVP zou tot uitdrukking moeten komen hoe het aspect duurzaamheid in de hoofddoelstelling in concrete doelstellingen en concreet beleid wordt vertaald. D66 vindt aanscherping van het NVVP op dit onderdeel noodzakelijk. Moet D66, als het om geluid gaat, begrijpen dat met dit NVVP een nieuwe geluidsnorm voor woningen van 70 dB(A) wordt geïntroduceerd? D66 verneemt graag van de minister of deze nieuwe norm strookt met het NMP-4, en wat "een forse verbetering van de akoestische kwaliteit in stedelijk gebied" en "de gewenste akoestische kwaliteit" inhouden. D66 vraagt zich ook af hoe de minister gaat zorgen voor meer evenwicht in de ICES-claims als het gaat om benutten/bouwen enerzijds en veiligheid, milieu en leefomgeving anderzijds.

PvdA tevreden over het milieubeleid van Pronk

De burger moet weer centraal komen te staan in het vormgeven van het milieubeleid, vindt de PvdA. De maatschappelijke belangstelling voor het milieu is gedaald. De belangstelling voor het milieu staat ná veiligheid, sociale zekerheid, vrijheid van meningsuiting en werkloosheid, op plaats 5. Volgens PvdA-kamerlid Jaap Jelle Feenstra is dat helemaal geen ramp.

Feenstra: `Verminderde belangstelling laat zien dat een aantal milieuproblemen opgelost zijn en dat er voor resterende vraagstukken serieus aandacht bestaat.' Dat mag er volgens Feenstra alleen niet toe leiden dat de politieke aandacht verslapt. 

Feenstra is bepaald niet ontevreden met het beleid dat door minister Pronk gevoerd is. Vol lof is hij over zijn inzet, visie en betrokkenheid en vooral over de diplomatieke successen die behaald zijn op het gebied van de klimaatonderhandelingen. Volgens Feenstra is echter het milieubeleid zoals de minister dat de afgelopen periode gevoerd heeft, en ook zoals het voor de komende tijd afgesproken is, te veel gericht op technologie en uitvoering. Zo zijn er volop subsidies en aftrekmogelijkheden die tot doel hebben milieuvriendelijke technologische ontwikkelingen te bevorderen. `Denk bijvoorbeeld maar aan de energiezuinige ontwerpen van auto's en koelkasten. Wanneer we echter op deze voet doorgaan dan verdwijnt de betrokkenheid van de burger en zo het maatschappelijk draagvlak voor het milieubeleid. Milieubeleid moet dus weer meer ván, vóór en dóór de burger worden,' aldus Feenstra.

De burger verlangt een schone en veilige leefomgeving. Mensen willen een groene woonomgeving, kinderen die kunnen spelen op straat, geen geluidsoverlast goed openbaar vervoer, schoon water en geen geluidsoverlast. Dat betekent concreet dat het milieubeleid in het vervolg gedragen moet gaan worden door de belangen van de burgers. `Het milieubeleid moet vertaald worden naar de leefwereld van de mensen zelf. Zo zullen er meer subsidies moeten komen voor initiatieven die het consumptiegedrag milieuvriendelijk kunnen beïnvloeden. Of subsidies voor initiatieven die het draagvlak hiervoor verbreden. In tegenstelling tot technologische innovaties is er juist voor deze sociale experimenten weinig of geen financiële ondersteuning van het Rijk. En dat moet veranderen', aldus Feenstra.

Bron: persberichten D66 en PvdA, via Nieuwsbank

home...