Geen vliegverbod boven stiltegebieden

Regering, 28 mei 2003

Er komt geen vliegverbod voor sport-, les- en reclamevliegtuigjes (kleine luchtvaart) boven stiltegebieden. Dit heeft staatssecretaris Schultz van Haegen (VenW) aan de Tweede Kamer laten weten. De Tweede Kamer had gevraagd om een algeheel vliegverbod van kleine luchtvaart boven stiltegebieden en een verhoging van de minimumvlieghoogten.

handhaving

De staatssecretaris heeft na overleg met de staatssecretaris van VROM het verzoek afgewezen omdat zo'n verbod moeilijk te handhaven is. Vanuit de lucht kan een piloot vaak niet zien of hij boven een stiltegebied vliegt. Daarnaast is vanaf de grond moeilijk te controleren of een vliegtuig boven of langs een dergelijk gebied vliegt.

Ook komt er geen verhoging van de minimumvlieghoogten. Het risico op botsingen tussen klein luchtverkeer en groot (militair) luchtverkeer zou daardoor toenemen.

Schultz van Haegen vindt wel dat vliegen over stiltegebieden zoveel mogelijk vermeden moet worden. Daarom start het ministerie van Verkeer en Waterstaat met een campagne gericht op de luchtvaartsector met het verzoek stiltegebieden zoveel mogelijk te vermijden.

motie en antwoord van de staatssecretaris

In 1999 is een motie ingediend door de heer Stellingwerf met als doel de regering te verzoeken een algeheel verbod te bewerkstelligen van kleine luchtvaart boven stiltegebieden (TK 1999-2000, nr. 26 893). In het verlengde daarvan is verzocht te bezien of een algehele verhoging van de minimum-vlieghoogten mogelijk is. De staatssecretaris beseft in haar brief aan de Tweede Kamer dat de beantwoording van deze motie lange tijd heeft gevergd. In de afgelopen periode zijn meerdere opties bezien om uitvoering van de motie mogelijk te maken. Uiteindelijk is zij, zoals hierboven aangegeven, in overleg met de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, tot de conclusie gekomen dat niet tot een goed handhaafbare juridische verankering gekomen kan worden, waarbij ook aan de veiligheidseisen tegemoet gekomen wordt. Vanuit de lucht is vaak niet te onderscheiden of een gebied al dan niet een stiltegebied is. Vanaf de grond valt moeilijk te controleren of een klein vliegtuig boven of langs een dergelijk gebied vliegt en/of een eventuele overtreding de vlieger is aan te rekenen. De handhaafbaarheid en de veiligheid vind ik absolute voorwaarden bij regelgeving.

De intentie van de motie komt de staatssecretaris sympathiek over. Zij is voornemens om een beroep te doen op de sector om tot een vorm van zelfregulering te komen. Daarin zou het vliegen over de stiltegebieden in beginsel vermeden moeten worden en waar dat niet mogelijk is in ieder geval tot een minimum moeten worden teruggebracht. Ik zal hierover in overleg treden met de meest betrokken organisaties om te bezien welke afspraken hierover gemaakt kunnen worden en op welke gebieden de aandacht zich primair zou kunnen richten. Mocht over enige jaren blijken dat de inspanningen van de sector onvoldoende resultaat opleveren dan overweeg ik om alsnog een wettelijke regeling boven stiltegebieden op basis van de luchtvaartwetgeving te bewerkstelligen. Door middel van een communicatiecampagne wil ik in ieder geval de bewustwording bij de luchtvaartsector voor de vermijdbare hinder rond stiltegebieden versterken. Onder andere door informatieverstrekking aan de exploitanten van luchthavens ten aanzien van in de naaste omgeving gelegen stiltegebieden en door vliegers te verzoeken bij de voorbereiding van trainings- en oefenvluchten rekening te houden met deze gebieden.

In lijn met hetgeen geldt voor een vliegverbod boven stiltegebieden is ook een algehele verhoging van de minimum-vlieghoogte thans niet goed uitvoerbaar. De veiligheid voor het kleine luchtverkeer wordt sterk bepaald door het gegeven dat op zicht gevlogen wordt. Een menging van dit verkeer met de grotere en militaire luchtvaart draagt grote risico’s met zich mee. Het verhogen van de vlieghoogte betekent een sterkere menging van het kleinere verkeer met het grotere. En voor het vliegverkeer dat niet hoger kan vliegen (bijvoorbeeld vanwege het wolkendek), dat het zich moet concentreren in een beperkt aantal corridors. De vrij beschikbare ruimte in de lucht voor klein verkeer is reeds beperkt. Beide zijn ongunstig voor de veiligheid. Het risico op botsingen tussen kleine luchtvaartuigen en grotere (militaire) vliegtuigen wordt groter, omdat de hoogteverschillen afnemen. Helaas zijn inmiddels een aantal ongevallen gebeurd. De Raad voor de Verkeersveiligheid heeft daarom aangegeven dat een menging van snel (militair) verkeer en langzaam burgerverkeer vermeden moet worden. Ook het veiligheidsadviesbureau Advisafe adviseert om het kleine verkeer niet te dwingen te dicht op elkaar te vliegen.

Een tweede aspect vormt de handhaafbaarheid. Er is sprake van een groot aantal kleinere en grotere stiltegebieden in Nederland. De afbakening van deze gebieden is vanuit de lucht niet goed te bepalen. Dit maakt de handhaafbaarheid van een algeheel verbod en of het hanteren van een algemeen geldende minimumvlieghoogte boven stiltegebieden niet goed mogelijk.

Bron: website regering, www.regering.nl, brief aan kamer vanaf www.minvenw.nl 

 

home...