Ombudscommissie behandelt klacht over handelswijze gemeente bij illegaal bouwwerk

Gemeente 's-Hertogenbosch, 26 mei 2005

In het jaarverslag 2004 van de gemeentelijke ombudscommissie van 's-Hertogenbosch wordt de volgende klacht behandeld over de handelswijze van de Sector Stadsontwikkeling van een bewoner die last van een luchtbehandelinginstallatie bij zijn buurman.

Klager zag in september 2001 dat zijn buurman een luchtbehandelinginstallatie op zijn dak liet bouwen. Het bouwwerk kwam heel dicht bij zijn slaapkamer. Vanwege geluidsoverlast en vermindering van lichttoetreding trok hij bij de gemeente aan de bel. Daardoor kwam hij erachter dat het bouwwerk illegaal was. Hij vroeg de gemeente om op treden. Aanvankelijk waren zijn verzoeken, mondeling of per e-mail overgebracht. Toen ze geen enkel effect sorteerden stuurde hij op 15 september 2003 een brief. Omdat ook dat niet het gewenste gevolg opleverde, diende hij, met brieven van 30 juli en 5 augustus 2004 klachten in over de handelwijze van medewerkers van de afdeling Bouwen. Bij brief van 6 oktober sloot de directeur Stadsontwikkeling de interne procedure af. Klager nam daar geen genoegen mee en wendde zich tot de ombudscommissie met klachten, vooral over het gebrek aan informatie over de juridische procedure rond de plaatsing van de luchtbehandelinginstallatie en over de behandeling van klagers bezwaren daartegen.

Oordeel

De interne procedure heeft langer dan 6 weken geduurd en dus is de termijn die ervoor staat overschreden. Dat is onbehoorlijk.

De gemeente wist in ieder geval sinds november 2001 dat sprake was van een illegaal bouwwerk. Pas in mei 2003 heeft de gemeente er een rapport over opgemaakt. Het duurde vervolgens tot september voor de gemeente de conclusie had getrokken dat het bouwwerk te legaliseren was en klagers buurman had uitgenodigd om een bouwaanvraag in te dienen. Pas in november 2004 werd -onder druk van de klachtenprocedure bij de ombudscommissie- een beslissing genomen op de bouwaanvraag. Op dat moment kreeg klager antwoord op zijn bedenkingen die hij in december 2002 had ingediend tegen de voorgenomen vrijstelling op grond van artikel 19 W.R.O. Het is duidelijk dat op deze manier niet gesproken kan worden van een behoorlijke voortgang.

Verder is klager onvoldoende geļnformeerd. Als de verzoeken van klager in 2001 en 2002 al niet als een verzoek om handhaving moesten worden aangemerkt dan had klager in ieder geval erop gewezen moeten worden dat hij een dergelijk verzoek kon indienen. Dan had ook aan de orde kunnen of een weigering om te handhaven gepaard moest gaan met een schadevergoeding. 

Bron: via Nieuwsbank

home...