Wetsvoorstel MIG-1 in de Eerste Kamer

Eerste kamer, 7 februari 2006

Het wetsvoorstel Modernisering instrumentarium geluidbeleid, eerste fase is onderdeel van de fasegewijze aanpassing van de Wet geluidhinder in verband met de modernisering van de geluidregelgeving. Het voorstel regelt de eerste fase van de modernisering van het instrumentarium geluidbeleid. De modernisering is in feite aangevangen met de Wet van 30 juni 2004 tot wijziging van de Wet geluidhinder, de Wet luchtvaart en de Spoorwegwet in verband met implementatie van EG-richtlijn nr. 2002/49/EG inzake de evaluatie (middels geluidkartering) en de beheersing van omgevingslawaai. Onder andere wordt in dat voorstel de Lden als wettelijke maat ingevoerd. Daarnaast bevat het voorstel een kleine reparatie voor woningen die onder de voorkeurswaarde worden gebouwd.

Het voorstel is op 14 juni 2005 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste-Kamercommissie voor Milieu heeft op 6 december 2005 een verslag van een schriftelijk overleg met de staatssecretaris voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer uitgebracht over gerezen bezwaren omtrent artikel 100, lid 3 (EK 29.879, E). De commissie heeft op 13 december 2005 de antwoorden van de staatssecretaris besproken. De commissie heeft op 20 december 2005 een brief aan de staatssectretaris gestuurd over dit overleg.

begrijpelijke toelichting gewenst

De commissie verzoekt een begrijpelijke toelichting te verschaffen op de wet. Met name de techniek van de bestaande Wet geluidhinder zou beter uitgelegd moeten worden om vervolgens uit te leggen welke gevolgen de wijziging van artikel 100 kan hebben. Vooral het onderscheid tussen bestaande en toekomstige gevallen zou verduidelijkt moeten worden, waarbij ook aangegeven zou moeten worden welke redelijke verwachtingen bewoners van woningen waarvoor geen hogere waarde is vastgesteld mochten en mogen hebben.

Redactie: De Eerste Kamer doelt hiermee op het handhavingsgat. Woningen die gebouwd worden onder de voorkeurswaarde krijgen momenteel geen hogere waarde. Dit wordt hersteld in het onderhavige wetsvoorstel. Maar hoe zit het dan met de woningen die sinds de bouw een zodanige groei hebben ondervonden van het geluid dat het niveau inmiddels ver boven de voorkeurswaarde is uitgekomen? Het antwoord is bekend: Die bewoners hebben gewoon pech. Ze hebben nergens recht op, en bij een reconstructie van de weg wordt alleen het reconstructieeffect teruggebracht. En dat in tegenstelling met een woning die wel een hogere waarde kreeg. Die is ook vogelvrij zolang er niets aan de weg gebeurt, maar bij een reconstructie wordt in elk geval weer naar de hogere waarde teruggegaan.

De brief van de commissie gaat verder als volgt: Bij de beoordeling van dit wetsvoorstel is het voor de commissie van belang te vernemen - nu dit wetsvoorstel gepresenteerd wordt als een tussenstap - welk einddoel de staatssecretaris voor ogen staat en op welke termijn dit gerealiseerd zou moeten zijn. Welk reëel perspectief kan “bestaande gevallen” geboden worden, wanneer u refereert aan deze toekomstige ontwikkelingen?

het antwoord: een kleine stap

De commissie heeft op 7 februari 2006 het antwoord van de staatssecretaris besproken.

De staatssecretaris geeft aan dat het stand-still beginsel in de praktijk niet goed werkt. Naar schatting zijn hierdoor circa 500.000 woningen langs rijkswegen niet beschermd tegen toename van geluid bij verkeersgroei. Bij gemeentelijke en provinciale wegen speelt dit ook en betreft het een nog groter aantal woningen.Het thans voorliggende wetsvoorstel doet een eerste voorstel tot reparatie van het geconstateerde. In het eerste lid van artikel 100 is als hoofdregel opgenomen dat 48 dB (Lden) als hoogst toelaatbare geluidbelasting wordt gehanteerd. Vervolgens volgen er inperkingen in het tweede en derde lid op deze hoofdregel, namelijk dat deze alleen geldt bij nieuwe wegen en nieuwe woningen. Dat betekent dus een kleine reparatie van het geconstateerde manco in de werking van de Wet geluidhinder voor nieuwe situaties, dat wil zeggen nog niet geprojecteerde projecten. Als overgangsregeling geldt dat ontstane (reconstructie)situaties tot de inwerkingtreding van de wetswijziging volgens de huidige wet worden beoordeeld. Er ontstaat daardoor inderdaad verschil tussen bestaande en nieuwe situaties, zoals dat wel vaker het geval is in de milieuwetgeving. Niettemin is het een eerste (kleine) stap tot verbetering.

Verder geeft de staatssecretaris zijn plannen aan voor verdere verbetering. Deze zijn:

  1. Aanpassing van de wetgeving, zodat ongecontroleerde toename van geluidbelasting wordt tegengegaan; (Redactie: Hiermee wordt de invoering van geluidsproductieplafonds bedoeld)
  2. Het treffen van geluidreducerende maatregelen, waarmee alle woningen boven de maximale geluidniveaus (65 dB weg en 70 dB spoor) worden aangepakt; (Redactie: Dit is een combinatie van de huidige saneringsprogramma en de doelstellingen uit de Nota Mobiliteit)
  3. Met nationaal bronbeleid wordt op termijn verlaging van geluidsniveaus tot stand gebracht. Versterking van het bronbeleid is dan ook een belangrijke opgave voor de nieuwe wetgeving; Het bronbeleid op grond van Europese regelgeving, zoals de geluidseisen aan banden etc. loopt een eigen traject.
  4. Overdrachtsmaatregelen, zoals de aanleg van geluidschermen, blijven een rol spelen bij de beheersing van het geluidniveau.

Voor de al eerder genoemde 500.000 woningen, waarvoor thans geen waarde is vastgesteld, is de invoering van een plafond een verbetering, omdat een bovengrens wordt vastgesteld en dus niet langer sprake kan zijn van ongebreidelde groei, die naderhand niet gerepareerd wordt. De staatssecretaris onderkent dat voor de woningen onder de 65 dB de geluidgroei, zoals die zich heeft voorgedaan, gelegaliseerd wordt in het vast te stellen geluidproductieplafond, dus ook voor woningen waarvoor de voorkeurswaarde beoogd is.

Hij wil zoeken naar financiële mogelijkheden om ook de gevolgen op te vangen voor woningen die, - hoewel nog onder de 65 dB -, toch een groei met meer dan 5 dB hebben ondergaan. In het rijksactieplan kan dan voor deze groep tot geluidreducerende maatregelen worden besloten.

Op 11 april 2006 vindt een bijeenkomst van de Eerste Kamer met deskundigen plaats. De plenaire behandeling in eerste termijn is voorzien voor 23 mei 2006 en de voortzetting van de behandeling is voorzien voor enkele weken later.

Bron: www.eerstekamer.nl

home...