Uitspraak Raad van State over project Sporen in Arnhem

Diverse bronnen, 26 januari 2011

Minister Schultz van Haegen van Infrastructuur en Milieu moet binnen acht weken het Tracébesluit Sporen in Arnhem op vijf punten aanpassen. Dat heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 26 januari 2011 bepaald in een zogenoemde tussenuitspraak.

Toenmalig minister Eurlings stelde het tracébesluit in mei 2009 vast. Het maakt een uitbreiding van de bestaande railinfrastructuur mogelijk bij station Arnhem. Tegen het tracébesluit hebben de wijkvereniging Transvaal, de stichtingen 'Geluidshinder Arnhem-West' en 'Rosande' en een groot aantal inwoners van Arnhem beroep ingesteld.

In de tussenuitspraak stelt de Raad van State vast dat de minister is uitgegaan van de ondergrens van de prognoses voor het toekomstige reizigers- en goederenvervoer op het spoor bij Arnhem. De Raad van State wil dat de minister duidelijk maakt waarom deze prognoses een realistisch toekomstbeeld weergeven.

Ook moet zij aangeven waarom het volgens haar niet mogelijk is de maximumsnelheid 's nachts te verlagen van 60 km/uur naar 40 km/uur. Mocht de minister toch willen vasthouden aan een hogere maximumsnelheid in de nacht, dan zal zij de verhoging van de snelheid moeten afwegen tegen een toename van onder meer de geluidsbelasting en de trillinghinder voor omwonenden. Verder moet in het tracébesluit beter gemotiveerd worden of aan de trillingsnormen kan worden voldaan en indien dat niet het geval is, waarom een overschrijding van die normen aanvaardbaar is.

Bovendien moet de minister de geluidsbelasting bij een aantal woningen opnieuw berekenen. Ten slotte moet in het tracébesluit beschreven worden welke bomen gekapt worden en welke compenserende maatregelen in verband hiermee worden getroffen, aldus de hoogste bestuursrechter.

De minister krijgt een termijn van acht weken om de door de Raad van State geconstateerde gebreken in het tracébesluit te herstellen. Daarna zal de Raad van State een definitieve uitspraak doen waarbij rekening zal worden gehouden met de wijze waarop de minister de gebreken hersteld heeft. In de tussentijd mag ProRail doorgaan met de werkzaamheden aan het spoor.

Op 1 januari 2010 is de Wet bestuurlijke lus Awb in werking getreden. Op grond van deze wet kan de bestuursrechter het bestuursorgaan in een tussenuitspraak de gelegenheid geven een gebrek in de besluitvorming te herstellen in plaats van dit besluit meteen te vernietigen. Het doel van de bestuurlijke lus is om overbodige nieuwe procedures te vermijden en de besluitvorming te versnellen.

Bronnen: Raad van State (persbericht), Raad van State (uitspraak)

Hieronder de volledige tekst van de uitspraak


zaaknummer 200904295/1/T1/M2
datum van uitspraak woensdag 26 januari 2011
tegen
de minister van Verkeer en Waterstaat, thans: de minister van Infrastructuur en Milieu

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Tussenuitspraak met toepassing van artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State in het geding tussen:

1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],
3. Buurtvereniging Hoogstede-Klingelbeek, gevestigd te Arnhem, en anderen,
4. [appellant sub 4] en anderen, allen wonend te [woonplaats],
5. [appellant sub 5] en anderen, allen wonend te [woonplaats],
6. [appellant sub 6] en anderen, allen wonend te [woonplaats],
7. [appellant sub 7], wonend te [woonplaats],
8. [appellant sub 8], wonend te [woonplaats],
9. [appellant sub 9] en anderen, allen wonend te [woonplaats],
10. [appellant sub 10] en anderen, allen wonend te [woonplaats],
11. [appellant sub 11] en anderen, allen wonend te `[woonplaats],
12. [appellanten sub 12], beiden wonend te [woonplaats],
13. [appellant sub 13], wonend te [woonplaats], en anderen,
14. Stichting Geluidshinder Arnhem-West, gevestigd te Arnhem,
15. Stichting Geluidshinder Rosande, gevestigd te Renkum,
16. Wijkvereniging Transvaal, gevestigd te Arnhem,

en

de minister van Verkeer en Waterstaat, thans: de minister van Infrastructuur en Milieu, verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van mei 2009 heeft de minister het "Tracébesluit Sporen in Arnhem" (hierna: het Tracébesluit) vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 juli 2009, [appellant sub 2], bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 juli 2009, Buurtvereniging Hoogstede-Klingelbeek en anderen, bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 juli 2009, [appellant sub 4] en anderen, bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 juli 2009, [appellant sub 5] en anderen, bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 juli 2009, [appellant sub 6] en anderen, bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 juli 2009, [appellant sub 7], bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 juli 2009, [appellant sub 8], bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 mei 2009, [appellant sub 9] en anderen, bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 juli 2009, [appellant sub 10] en anderen, bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 juli 2009, [appellant sub 11] en anderen, bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 juli 2009, [appellanten sub 12], bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 juni 2009, [appellant sub 13] en anderen, bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 juli 2009, Stichting Geluidshinder Arnhem-West, bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 juli 2009, Stichting Geluidshinder Rosande, bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 juli 2009, en Wijkvereniging Transvaal, bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 juli 2009, beroep ingesteld.

Buurtvereniging Hoogstede-Klingelbeek en anderen hebben hun beroep aangevuld bij brief van 2 augustus 2009. [appellant sub 6] en anderen hebben hun beroep aangevuld bij brief van 4 augustus 2009. [appellant sub 9] en anderen hebben hun beroep aangevuld bij brief van 22 juli 2009. [appellant sub 10] en anderen hebben hun beroep aangevuld bij brief van 3 augustus 2009. [appellant sub 11] en anderen hebben hun beroep aangevuld bij brief van 5 augustus 2009. [appellant sub 13] en anderen hebben hun beroep aangevuld bij brief van 3 augustus 2009. Stichting Geluidshinder Arnhem-West heeft haar beroep aangevuld bij brief van 6 augustus 2009. Stichting Geluidshinder Rosande heeft haar beroep aangevuld bij brief van 24 juli 2009. Wijkvereniging Transvaal heeft haar beroep aangevuld bij brief van 1 augustus 2009.

De minister heeft een verweerschrift ingediend.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (hierna: de StAB) heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht. [appellant sub 2], [appellant sub 5] en anderen, [appellant sub 6] en anderen, [appellant sub 10] en anderen, [appellanten sub 12], [appellant sub 13] en anderen, Stichting Geluidshinder Rosande en de minister hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.

[appellant sub 1], [appellant sub 5] en anderen, [appellant sub 6] en anderen, [appellant sub 13] en anderen en de minister hebben nadere stukken ingediend.

De minister heeft een nader besluit van 24 augustus 2010 tot wijziging van het Tracébesluit overgelegd.

Naar aanleiding van dit besluit hebben [appellant sub 9] en anderen, bij brief van 21 september 2010, [appellant sub 10] en anderen, bij brief van 23 september 2010 en [appellant sub 13] en anderen, bij brief van 20 september 2010 hun beroep aangevuld.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 oktober 2010, waar [appellant sub 2], in persoon, Buurtvereniging Hoogstede-Klingelbeek en anderen, vertegenwoordigd door J. Wage, [appellant sub 4] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant sub 4], [appellant sub 5] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], [appellant sub 6] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en [appellant sub 6], [appellant sub 9] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], [appellant sub 10] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant sub 10], [appellant sub 11] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], [appellanten sub 12], in persoon, [appellant sub 13] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant sub 13], Stichting Geluidshinder Rosande, vertegenwoordigd door M.E.C.S. de Groot, Wijkvereniging Transvaal, vertegenwoordigd door H. van Es, en de minister, vertegenwoordigd door mr. H.A.J. Gierveld, mr. A. Dane, ir. L.C.M. Postma, mr. J.R.M. van der Poel, drs. ing. R.G.P. Vermeulen, ir. A.F.A. Verhaaren, ing. J.W. van den Brink en ing. A. de Pree, zijn verschenen. Voorts zijn als derde belanghebbenden Prorail B.V., vertegenwoordigd door ir. M. Molag, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem, vertegenwoordigd door A. Kuijper en P.H. van Riel, beiden werkzaam bij de gemeente, gehoord.

2. Overwegingen

2.1. De Afdeling heeft in het Tracébesluit enkele gebreken geconstateerd. Ingevolge artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State (hierna: de WRvS), voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in een bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. De Afdeling heeft besloten hiertoe over te gaan. In deze tussenuitspraak worden in dit geval alleen de beroepsgronden besproken die betrekking hebben op de door de Afdeling geconstateerde gebreken. De minister dient deze gebreken te herstellen.

Doel van het Tracébesluit

2.2. Het Tracébesluit voorziet in uitbreiding van en verschillende aanpassingen en verbeteringen in de bestaande railinfrastructuur ter hoogte van station Arnhem, uitbreiding van het station zelf en het aanleggen van een ongelijkvloerse kruising aan de westzijde van het station.

Prognoses

2.3. [appellant sub 1], [appellant sub 9] en anderen, [appellant sub 10] en anderen, [appellant sub 11] en anderen en Stichting Geluidshinder Arnhem-West voeren aan dat bij het nemen van het Tracébesluit is uitgegaan van te lage prognoses voor het personen- en goederenvervoer over het spoor.

2.3.1. Om inzicht te geven in de verschillende effecten van de wijziging van de bestaande railinfrastructuur op de middellange termijn, het betreft de termijn tot 2020, heeft de minister in het Tracébesluit de prognosticeerde ontwikkeling van het spoorvervoer ter hoogte van Arnhem weergegeven. De prognosticeerde ontwikkeling van het spoorvervoer is in kaart gebracht aan de hand van het Referentie Middellange Termijn Model (hierna: RMT-model). Dit model beschrijft een toekomstige dienstregeling die gereden kan worden op de bestaande railinfrastructuur inclusief de nieuwe projecten. Het model is door Prorail B.V. ten behoeve van de Netwerkanalyse Spoor opgesteld. Deze analyse is uitgevoerd op verzoek van de minister in het kader van de Nota Mobiliteit.

In het RMT-model is uitgegaan van een prognose voor het binnenlandse reizigersvervoer in 2020 van 16,5 miljard reizigerskilometer. Voor de prognose van het goederenvervoer geeft het RMT-model een range van 63,2 tot 83,4 miljoen ton per jaar.

2.3.2. In het deskundigenbericht is - in de woorden van de Afdeling - weergegeven dat onzeker is of realistische prognoses zijn toegepast inzake het aantal reizigerskilometers en de goederenstroom. In dit kader wijst het deskundigenbericht wat betreft het aantal reizigerskilometers op het RMT-model, de Nota Mobiliteit en een NS-prognose waarin het aantal reizigerskilometers inclusief binnenlands HSA-vervoer wordt geschat op onderscheidenlijk 16,5, 17 en 20,5 miljard kilometers per jaar voor het binnenlandse reizigersvervoer in 2020. Wat betreft de goederenstroom wijst het deskundigenbericht op de Nota Mobiliteit, het RMT-model en de Marktverwachting van de Belangenvereniging Rail Goederenvervoerders waarin voor de goederenstroom prognoses worden gehanteerd met een range van onderscheidenlijk 55 - 80 miljoen ton per jaar, 63,2 - 83,4 miljoen ton per jaar en 90,7 miljoen ton per jaar.

Volgens het deskundigenbericht zijn groeiverwachtingen voor mobiliteit omgeven met een grote mate van onzekerheid. Het ligt daarom niet zonder meer voor de hand om voor het vaststellen van de prognoses uit te gaan van de ondergrens. Voorts is in het deskundigenbericht over het personenvervoer naar voren gebracht dat op grond van de dienstregeling van 2010 618 personentreinen door Arnhem rijden. Uitgaande van de in het Tracébesluit gegeven groei van het reizigersvervoer voor Arnhem met 52 personentreinen in 2020 zullen in dit jaar naar verwachting gemiddeld 682 personentreinen door Arnhem rijden. Over het goederenvervoer wordt gesteld dat onder meer gezien het in opdracht van de minister opgestelde rapport "Studie naar Transport Emissies van alle Modaliteiten" van CE Delft van september 2008 het meer voor de hand had gelegen om van 44 bakken per goederentrein uit te gaan.

2.3.3. Desgevraagd heeft de minister in het kader van het opstellen van het deskundigenbericht medegedeeld dat hij het reizigersvervoer bij Arnhem heeft geprognosticeerd op 580 personentreinen en het goederenvervoer op 29 goederentreinen per dag. In dat kader is de minister uitgegaan van 17 miljard reizigerskilometers per jaar voor het binnenlandse reizigersvervoer in 2020 en een vervoersstroom voor goederen van 55 miljoen ton per jaar. Dit leidt met toepassing van het toedelingsmodel Routgoed van Prorail B.V., een herkomst- en bestemmingsmatrix, tot een prognose van gemiddeld 30 bakken per goederentrein.

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de minister in tegenstelling tot hetgeen hij in het Tracébesluit heeft gesteld, zich bij het opstellen van de prognoses heeft gebaseerd op de gegevens in de Nota Mobiliteit.

2.3.4. De minister heeft hetgeen in het deskundigenbericht over de gehanteerde prognoses voor het reizigers- en goederenvervoer is gesteld, niet weerlegd. De minister heeft door aansluiting te zoeken bij de ondergrens van de hiervoor weergegeven prognoses en niet te motiveren waarom deze een accuraat toekomstbeeld weergeven, op grond van de aan het Tracébesluit ten grondslag liggende onderzoeken, waaronder het akoestisch onderzoek, niet duidelijk gemaakt dat deze prognoses realistisch zijn. Het tracébesluit is daarom in zoverre in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.

Verhoging snelheid

2.4. [appellant sub 1], [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 6] en anderen, [appellant sub 11] en anderen, [appellanten sub 12], [appellant sub 13] en anderen, Stichting Geluidshinder Arnhem-West en Wijkvereniging Transvaal voeren aan dat het nut en de noodzaak van het verhogen van de snelheid van treinen niet vaststaan. Volgens hen had de minister, nu het nut en de noodzaak niet vaststaan, vanwege de hinder die zij ondervinden van het verhogen van de snelheid van treinen niet mogen besluiten tot een snelheidsverhoging.

2.4.1. Uit de toelichting bij het Tracébesluit blijkt dat met de aanleg van het tracé is beoogd over het spoorknooppunt Arnhem meer treinen te kunnen verwerken. Volgens de toelichting vergroot de snelheidsverhoging de capaciteit van het emplacement en leidt deze tot verkorting van reistijden.

2.4.2. De Afdeling overweegt dat vaststelling van een tracébesluit een belangenafweging vergt, waarbij politieke en bestuurlijke inzichten een belangrijke rol spelen. Bij die afweging geldt ingevolge artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, dat de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Het is aan de minister om alle verschillende betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechter kan slechts concluderen dat deze afweging in strijd is met artikel 3:4, tweede lid, wanneer de betrokken belangen zodanig onevenwichtig zijn afgewogen, dat de minister niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen.

2.4.3. De minister heeft ter zitting opgemerkt dat er overdag en 's avonds capaciteitsknelpunten zijn. Een verhoging van de snelheid van treinen vergroot de capaciteit, waardoor deze capaciteitsknelpunten zullen verminderen. In de nachtperiode is er volgens de minister nauwelijks reizigersvervoer, zodat er dan geen capaciteitsproblemen zijn. Ook in de nachtperiode bestaat er volgens de minister echter geen noodzaak om de snelheid te verlagen, omdat wanneer goederentreinen kunnen doorrijden, zoals in de nachtperiode, minder geluidhinder wordt veroorzaakt. Voorts is het volgens de minister ook niet mogelijk een differentiatie in snelheid aan te brengen tussen de dag-, avond- en nachtperiode. Volgens de minister wordt de snelheid van 60 km/uur afgedwongen door de automatische treinbeveiliging. Het plaatsen van verkeerstekens die een verschillende snelheid weergeven voor de dag-, avond- en nachtperiode is niet mogelijk omdat zij verwarring veroorzaken en wellicht in strijd zijn met Europese regelgeving, aldus de minister.

2.4.4. Met de aanleg van het tracé is beoogd over het spoorknooppunt Arnhem meer treinen te kunnen verwerken, zodat capaciteitsproblemen ter plaatse hiervan worden opgelost en in de toekomst worden voorkomen. Dit wordt bereikt door het vergroten van de capaciteit door het verhogen van de snelheid van treinen. Niet bestreden is dat er in de dag- en avondperiode capaciteitsproblemen zijn. Gelet op hetgeen met de aanleg van het tracé is beoogd bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de keuze van de minister voor het verhogen van de snelheid in de dag- en avondperiode zodanig onevenwichtig is dat de minister in zoverre niet in redelijkheid tot dit besluit heeft kunnen komen.

2.4.5. Vaststaat dat zich in de nachtperiode geen capaciteitsproblemen voordoen, zodat in zoverre geen noodzaak bestaat voor het verhogen van de snelheid van 40 km/uur naar 60 km/uur. Namens de minister is ter zitting naar voren gebracht, dat in tegenstelling tot hetgeen de minister eerder heeft betoogd, de geluidbelasting, trillingseffecten en de negatieve gevolgen voor de externe veiligheid in beginsel minder zullen zijn bij een snelheid van 40 km/uur. De minister heeft dit bij het nemen van het Tracébesluit miskend, zodat hij deze omstandigheid niet bij zijn belangenafweging heeft betrokken.

2.4.6. De minister heeft zijn standpunt dat het niet mogelijk is om de snelheid van treinverkeer in de nachtperiode te verlagen van 60 km/uur naar 40 km/uur, onvoldoende aannemelijk gemaakt. In dit verband wijst de Afdeling er op dat in tegenstelling tot hetgeen volgens de toelichting bij het Tracébesluit door de minister is beoogd, uit artikel 13, tweede lid, aanhef en onder b, van het Tracébesluit volgt dat goederentreinen thans ter plaatse van het tracé niet harder mogen rijden dan 40 km/uur. Gezien het vorenstaande is het Tracébesluit in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht onzorgvuldig voorbereid.

Trillingen

2.5. [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 6] en anderen, [appellant sub 9] en anderen, [appellant sub 11] en anderen, [appellant sub 13] en anderen en Wijkvereniging Transvaal voeren aan dat niet vaststaat of vanwege het treinverkeer kan worden voldaan aan de normen die gelden ten aanzien van trillinghinder. Volgens hen worden onvoldoende maatregelen genomen om trillinghinder te beperken.

2.5.1. In de toelichting bij het Tracébesluit is opgemerkt dat de trillinghinder voor personen is getoetst aan de Meet- en beoordelingsrichtlijn trillingen van de SBR, deel B, Hinder voor personen in gebouwen, uitgave augustus 2002 (hierna: SBR-richtlijn B). In deze richtlijn zijn streefwaarden opgenomen voor trillinghinder. Om te kunnen voldoen aan de streefwaarden van de SBR-richtlijn B zijn in het Tracébesluit enkele maatregelen voorgeschreven. Deze maatregelen bestaan ten eerste uit het bekleden van de keerwand langs de Noordelijke Parallelweg met trillingsdempend materiaal om het trillingsniveau in de Beaulieuflat en de Beaulieuvilla te verlagen en ten tweede uit het toepassen van ondergrondse trillingsreducerende constructies ter plaatse van de noordzijde van de spoorbaan langs de Sonsbeeksingel bij de keerwand op straatniveau, aan de zuidzijde van de spoorbaan nabij de Jansbuitensingel en ter plaatse van enkele woningen en een appartementencomplex aan de Utrechtseweg.

2.5.2. Aan het Tracébesluit liggen vier door TNO Bouw en Ondergrond opgestelde trillingsonderzoeken ten grondslag van onderscheidenlijk 14 december 2006, 5 juli 2007, 23 augustus 2007 en 31 oktober 2008 en twee door Movares Divisie Infra opgestelde onderzoeken van onderscheidenlijk 27 februari 2009 en 12 maart 2009. Uit deze onderzoeken blijkt volgens de toelichting bij het Tracébesluit dat de voorgeschreven maatregelen voldoende effectief zijn in het tegengaan van trillinghinder om een overschrijding van de waarden van de SBR-richtlijn B te voorkomen.

2.5.3. Het deskundigenbericht betwijfelt of de in het Tracébesluit voorgeschreven maatregelen voldoende effectief zijn. Hiertoe merkt het deskundigenbericht op dat uit de literatuur blijkt dat voldoende effectiviteit pas is te verwachten bij een ondergrondse hoogte van het scherm gelijk aan de golflengte van de trilling. De effectiviteit van een scherm is gekoppeld aan de frequentie van de trillingen. Nu het bij trillingen vanwege railverkeer gaat om zeer laagfrequente trillingen, is een zeer grote diepte vereist. De trillingsreducerende constructies, die volgens de trillingsonderzoeken 5 tot en met 10 meter diep dienen te worden aangelegd, lijken volgens het deskundigenbericht hooguit effect te kunnen hebben voor trillingen met een hogere frequentie, en daarmee niet voor de maatgevende trillingen veroorzaakt door het goederenvervoer per spoor. Ook een dieper geplaatst scherm zoals de keerwand heeft onvoldoende effect. Dit wordt volgens het deskundigenbericht bevestigd in het door TNO opgestelde rapport "Sporen in Arnhem - Doelmatigheid beklede diepwand" van 14 april 2009 waarin is geconcludeerd dat de door specifieke goederentreinen veroorzaakte trilling dermate laagfrequent is dat deze feitelijk niet is te reduceren door een diep scherm tot 20 meter diep toe te passen.

2.5.4. Ter zitting is namens de minister bevestigd dat hoe lager de trillingsfrequentie is, hoe dieper het scherm in de grond geplaatst dient te zijn om trillingen tegen te gaan. Het tegengaan van trillingen vanwege goederenverkeer is in verband hiermee problematisch. Voorts is namens de minister opgemerkt dat de diepwand ter plaatse van de Beaulieuflat wat betreft de bescherming van de Beaulieuflat niet berekend is op goederenverkeer.

2.5.5. Gelet op hetgeen in het deskundigenbericht is opgemerkt ten aanzien van de effectiviteit van de dieptewand en de trillingsreducerende constructies en hetgeen namens de minister ter zitting is opgemerkt kan worden betwijfeld of wordt voldaan aan de normen van de SBR-richtlijn B. De minister heeft door niet duidelijk te maken dat wel kan worden voldaan aan deze normen dan wel dat een overschrijding hiervan aanvaardbaar is, het Tracébesluit in zoverre in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht niet deugdelijk gemotiveerd.

Geluid

2.6. [appellant sub 9] en anderen voeren aan dat bij woningen aan de De la Reystraat en de Sonsbeeksingel de geluidbelasting is vastgesteld op waarneempunten die niet representatief zijn voor de in deze woningen ondervonden geluidhinder.

2.6.1. De minister heeft ter zitting bevestigd dat waarneempunten ter plaatse waarvan de geluidbelasting is vastgesteld, niet representatief zijn voor de ondervonden geluidhinder vanwege het tracé. Dit leidt er volgens de minister toe dat in die gevallen andere waarden voor de geluidbelasting gesteld dienen te worden. De Afdeling leidt hieruit af dat het Tracébesluit wat betreft de berekende geluidbelasting in zoverre in strijd is met het algemene rechtsbeginsel dat een besluit zorgvuldig wordt genomen.

Kap van bomen

2.7. [appellant sub 1], [appellant sub 6] en anderen, [appellant sub 11] en anderen, [appellant sub 13] en anderen, Stichting Geluidshinder Arnhem-West en Wijkvereniging Transvaal voeren aan dat ten onrechte in het Tracébesluit niet is opgenomen welke bomen gekapt worden in verband met de aanleg van het tracé en waar deze herplant worden.

2.7.1. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder h, van de Tracéwet, voor zover hier van belang, wordt onder tracé verstaan:

(1) de aanduiding op een of meer topografische of geografische kaarten van het verloop en geografische omvang van een aan te leggen of te wijzigen hoofdweg, landelijke spoorweg of hoofdvaarweg, en

(2) een nauwkeurige beschrijving van - voor zover hier van belang - de daarbij te realiseren maatregelen van ecologische aard.

2.7.2. Gelet op deze bepaling moet het Tracébesluit enerzijds aanduiden waar het gewijzigde tracé van de hoofd-, spoor- of hoofdvaarweg komt te liggen, en anderzijds een beschrijving bevatten van onder meer de maatregelen van ecologische aard die in verband met deze wijziging worden getroffen. Maatregelen van ecologische aard als bedoeld in deze bepaling zijn onder meer maatregelen die zien op het kappen van bomen en het treffen van compenserende maatregelen in verband hiermee. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling in zaak nr. 200904401/1/M2.

2.7.3. In de toelichting bij het Tracébesluit is opgemerkt dat ter hoogte van het begin van de brug bij de Renssenstraat, ter hoogte van de verkeersbrug Diependalstraat, ter hoogte van het spoortalud aan de Sonsbeeksingel en ter hoogte van de Noordelijke Parallelweg groen zal moeten worden verwijderd. Voorts is in de toelichting opgemerkt dat binnen het project gezocht zal worden naar locaties waar herplant van groen en bomen kan plaatsvinden. Met de gemeente wordt een landschapsvisie opgesteld om mogelijke herplant locaties in beeld te brengen. Indien niet alle groen teruggeplant kan worden dan vindt een bijdrage plaats aan het groenfonds.

2.7.4. In het Tracébesluit is niet beschreven op welke plaatsen bomen worden gekapt en welke compenserende maatregelen in verband hiermee worden getroffen. In de toelichting bij het Tracébesluit is weliswaar weergegeven op welke plaatsen bomen worden gekapt, maar de toelichting maakt geen onderdeel uit van het Tracébesluit. Uit artikel 1, eerste lid, aanhef en onder h, van de Tracéwet volgt dat dergelijke beschrijvingen in het Tracébesluit opgenomen dienen te worden. Nu deze beschrijvingen niet zijn opgenomen is het Tracébesluit in strijd met artikel 1, eerste lid, aanhef en onder h, van de Tracéwet.

Bestuurlijke lus

2.8. De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de minister op de voet van artikel 46, zesde lid, van de WRvS op te dragen de gebreken in het bestreden besluit binnen de hierna te noemen termijn te herstellen. De minister dient daartoe met inachtneming van deze uitspraak:

  • toereikend te motiveren, dat ondanks dat is uitgegaan van de ondergrens wat betreft het aantal reizigerskilometers en de hoeveelheid goederen die vervoerd zullen worden, de gehanteerde prognoses realistisch zijn;
  • alsnog op grond van een belangenafweging, waarin het met het Tracébesluit te dienen belang van een vergroting van de capaciteit door een verhoging van de snelheid wordt afgewogen tegen de toename van geluidsbelasting en trillinghinder en de verlaging van externe veiligheid die hierdoor optreden, toereikend te motiveren of het bepalen van de maximum snelheid 's nachts op 40 km/uur, mede gelet op de mogelijkheden tot regulering van een snelheidsdifferentiatie, mogelijk is;
  • toereikend te motiveren dat kan worden voldaan aan de toegepaste trillingnormen of indien dat niet het geval is een overschrijding hiervan aanvaardbaar is;
  • de geluidbelasting te berekenen op representatieve waarneempunten bij woningen aan De la Reystraat en de Sonsbeeksingel, voor zover in reeds uitgevoerde geluidonderzoeken niet op de desbetreffende punten de geluidbelasting is berekend;
  • in een aanvulling op het Tracébesluit te beschrijven op welke plaatsen bomen worden gekapt en welke compenserende maatregelen in verband hiermee worden getroffen;
  • indien nodig een besluit te nemen in verband met de andere gegeven opdrachten. Dit besluit dient op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te worden gemaakt.

2.9. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

draagt de minister van Infrastructuur en Milieu op om binnen acht weken na de verzending van deze tussenuitspraak:

- met inachtneming van deze tussenuitspraak het besluit van mei 2009 te herstellen door:

  1. toereikend te motiveren dat ondanks dat is uitgegaan van de ondergrens wat betreft het aantal reizigerskilometers en de hoeveelheid goederen die vervoerd zullen worden, de gehanteerde prognoses realistisch zijn;
  2. alsnog op grond van een belangenafweging, waarin het met het Tracébesluit te dienen belang van een vergroting van de capaciteit door een verhoging van de snelheid wordt afgewogen tegen de toename van geluidsbelasting en trillinghinder en de verlaging van externe veiligheid die hierdoor optreden, toereikend te motiveren of het bepalen van de maximum snelheid 's nachts op 40 km/uur, mede gelet op de mogelijkheden tot regulering van een snelheidsdifferentiatie, mogelijk is;
  3. toereikend te motiveren dat kan worden voldaan aan de toegepaste trillingnormen of indien dat niet het geval is een overschrijding hiervan aanvaardbaar is;
  4. de geluidbelasting te berekenen op representatieve waarneempunten bij woningen aan De la Reystraat en de Sonsbeeksingel, voor zover in reeds uitgevoerde geluidonderzoeken niet op de desbetreffende punten de geluidbelasting is berekend;
  5. in een aanvulling op het Tracébesluit te beschrijven op welke plaatsen bomen worden gekapt en welke compenserende maatregelen in verband hiermee worden getroffen;

-indien nodig een besluit te nemen in verband met de onder de punten 1 tot en met 4 gegeven opdrachten. Dit besluit dient op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te worden gemaakt;

- de uitkomst aan de Afdeling mede te delen.

Aldus vastgesteld door mr. T.G. Drupsteen, voorzitter, en drs. H. Borstlap en mr. G.N. Roes, leden, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.

w.g. Drupsteen w.g. Drouen voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2011

375-578.

 

 

home...