Amendementen op SWUNG wetgeving

Redactie, 10 juni 2011

Hieronder een aantal ingediende amendementen bij het debat over de SWUNG wetgeving. De staatssecretaris heeft deze vrijwel allemaal ontraden, en ze zijn dan ook niet aangenomen. Zie ook dit artikel in het juli nummer van Geluidnieuws.

Verlaging van plafonds bij slagen bronbeleid

AMENDEMENT VAN HET LID SAMSOM Ontvangen 7 juni 2011
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

  • In artikel I, artikel 11.28, wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende: 1a. Een geluidproductieplafond wordt op basis van ontwikkelingen met betrekking tot het bronbeleid zo veel mogelijk verlaagd.

Toelichting Dit amendement bewerkstelligt dat Onze Ministers ambtshalve de geluidproductieplafonds voor wegen en spoorwegen op basis van ontwikkelingen met betrekking tot het bronbeleid, zo veel mogelijk verlagen. Deze wijziging zorgt voor een prikkel om de geluidproductieplafonds te verlagen zodra bronbeleid dat mogelijk maakt. Zo wordt vermindering van geluid door verbeterde technieken niet alleen ingezet voor nieuwe uitbreiding van infrastructuur, maar ook gebruikt voor gezondheidswinst van omwonenden.

Werkruimte van 1,5 dB vervalt in 2021

AMENDEMENT VAN HET LID WIEGMAN-VAN MEPPELEN SCHEPPINK Ontvangen 7 juni 2011

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

  • In artikel I wordt artikel 11.45 als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid vervalt “, vermeerderd met 1,5dB”.

  • 2. In het derde lid wordt “52,0 dB” vervangen door: 50,5 dB.

  • 3. Na het vijfde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. De geluidsproductieplafonds, bedoeld in het eerste en derde lid, worden vermeerderd met 1,5 dB. Dit lid vervalt met ingang van 31 december 2021.

Toelichting

In het wetsvoorstel is een generieke regel opgenomen dat de geluidproductieplafonds van rechtswege worden vastgesteld op de huidige geluidsbelasting met een werkruimte die overeenkomt met een groei van het verkeer met 40% (+1,5 dB). Een werkruimte is nodig gezien de tijd die nodig is voor het oplossen van de bestaande knelpunten en het faciliteren van de groei van de mobiliteit in de tussenliggende periode. Daar staat tegenover dat een werkruimte van 1,5 dB zorgt voor een toename van hinder, slaapverstoring en negatieve gezondheidseffecten zoals hart- en vaatziekten. De groeiruimte biedt bovendien onvoldoende stimulans voor het serieus werk maken van bronbeleid, zeker op de korte termijn. Daarnaast is een (permanente) werkruimte vanuit het oogpunt van ruimtelijke en volkshuisvestelijke belangen niet wenselijk. Immers bij de planvorming dient met deze werkruimte rekening te worden gehouden waardoor de plankosten toenemen.

Om deze reden is de werkruimte in de voorbereiding van het wetsvoorstel tijdens bestuurlijke overleggen ook als tijdelijke maatregel gepresenteerd. Dit amendement betreft (spoor)wegen waar de plafonds worden bepaald op de huidige situatie (via artikel 11.45 lid 1 en lid 3) vermeerderd met 1,5 dB. Voorgesteld wordt dat de werkruimte bij de vaststelling van de geluidsproductieplafonds wordt aangemerkt als een tijdelijke ontheffing in plaats van een permanente toegestane groeiruimte. Dit wil zeggen dat de hoogte van de werkruimte ongewijzigd op 1,5 dB blijft, maar dat deze op 31 december 2021 van rechtswege komt te vervallen.

In de komende tien jaar krijgt de rijksinfrabeheerder de tijd om maatregelen aan de (spoor)weg te treffen die het geluid omlaag brengen. Als deze maatregelen vervolgens zijn doorgevoerd, resteert er opnieuw een werkruimte alleen dan ontstaan doordat de (spoor)weg zelf minder geluid veroorzaakt. Voor de (spoor)wegen waar de geluidproductieplafonds worden gebaseerd op recente besluiten wordt in dit amendement dus geen wijziging voorgesteld. Voorgestelde aanpassing heeft als voordeel dat de leefomgevingkwaliteit op langere termijn, na het vervallen van de werkruimte, op het huidige niveau wordt geborgd of op het niveau waartoe al eerder expliciet was besloten. Hiermee is een belangrijke milieuhygiënische winst te behalen waarbij de bronbeheerder, al dan niet gecombineerd met de uitvoering van de sanering die gereed moet zijn op 31 december 2021, maatregelen treft. De mogelijk te treffen bronmaatregelen zijn voor rijkswegen dubbellaags ZOAB en voor spoorwegen raildempers en zijn nu reeds voorhanden. Ook kunnen geluidsschermen een oplossing bieden. Daarnaast kunnen er nieuwe bron maatregelen ontwikkeld worden (er lopen bijvoorbeeld proefprojecten met nog stillere wegdekken) en uiteraard zullen er in de toekomst (mede) als gevolg van europees beleid stillere auto’s en stillere banden gaan komen.

Bijkomend voordeel van de aanpassing is dat zowel de sanering als de ruimtelijke ontwikkelingen minder financiële inspanning zal vragen langs (spoor)wegen met een geluidsproductieplafond gebaseerd op huidig + 1,5 dB. Er behoeft immers geen rekening meer gehouden te worden met de nu in het wetsontwerp opgenomen werkruimte. Voor die (spoor)wegen waar om gegronde reden in 2021 alsnog niet kan worden voldaan aan de geluidsproductieplafonds is op basis van het voorliggende wetsvoorstel de reguliere mogelijkheid aanwezig om tot verhoging van het geluidsproductieplafonds over te gaan. Dit geldt ook voor de (spoor)wegen waar de geluidsproductieplafonds zijn gebaseerd op recente besluiten. Het onderscheid tussen beide type plafonds is daarmee van tijdelijke aard. Het voorstel waarborgt daarmee dus ook de infrastructurele belangen. Dit amendement hangt samen met het amendement op het wetsvoorstel 32 625, nr. 8.

Binnenwaarden beschermen bij woningen Stad en Milieu

AMENDEMENT VAN HET LID WIEGMAN-VAN MEPPELEN SCHEPPINK Ontvangen 7 juni 2011

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I wordt in artikel 11.40 “De artikelen 11.30 en 11.38 zijn” vervangen door “Artikel 11.30 is” en wordt na “de Interimwet stad-enmilieubenadering” ingevoegd: of de artikelen 2.3 of 2.4 van de Crisis- en herstelwet.

Toelichting

Geluidgevoelige objecten die gerealiseerd worden met de de Interimwet stad-enmilieubenadering hebben in het voorliggende wetsvoorstel geen enkele bescherming tegen geluid (zowel buiten op de gevel als binnen). Dit gemis aan bescherming is vanuit leefbaarheid, gezondheid en rechtsbescherming niet wenselijk. Daarom wordt met dit amendement het binnenniveau, het akoestisch vangnet voor deze geluidsgevoelige objecten hersteld. Dit gebeurt door de verwijzing naar artikel 11.38, die de bescherming van het binnenniveau regelt, te laten vervallen. Voorts wordt deze regel ook onverkort van toepassing op de vigerende en in de toekomst permanent gemaakte bepalingen van de Crisis- en herstelwet met betrekking tot geluidshinder. Hierdoor wordt ook voor woningen die worden gebouwd onder deze wet duidelijkheid gecreëerd. Dit amendement wijzigt overigens niet de uitzondering voor bescherming voor geluid buiten (artikel 11.30). Woningen die na het in werking treden van voorliggend wetsvoorstel (Swung-1) onder de Interimwet stad-enmilieubenadering of de Crisis- en herstelwet gerealiseerd worden, zullen normaliter niet gauw leiden tot maatregelen ten laste van de bronbeheerder. Ten eerste dient bij realisatie van deze woningen te worden voldaan aan het bouwbesluit of eisen uit de betreffende wet zelf, 33 dB binnen. Bij wijziging van infra en verhoging van het geluidproductieplafond worden pas op grond van voorliggend wetsvoorstel maatregelen vereist om weer op dit niveau te komen als het binnenniveau de 36 dB overstijgt. Dit komt overeen met een verdubbeling van het verkeer. Als er ook nog rekening wordt gehouden met de werkruimte van 1,5 dB, dan is de groeifactor zelfs 2,8 t.o.v. huidige omvang van het verkeer. Hierdoor is het waarschijnlijk dat de kosten bij goed bronbeleid voor de bronbeheerder nihil zijn.

Bron: www.overheid.nl  

home...