Promotie planoloog: "Decentralisatie milieubeleid werkt niet"

Beloon gemeenten voor verbetering milieu

Rijksuniversiteit Groningen, 5 oktober 2011

Decentralisatie in het milieubeleid is te ver doorgeschoten. Het heeft niet geleid tot maatwerk, zoals de bedoeling was, maar tot een minimaal milieubeleid waarbij gemeenten vooral handhaven wat wettelijk vereist is. Dat is deels het gevolg van onkunde, deels van onwil om het plaatselijke ondernemers en burgers moeilijk te maken. Als het rijk een ambitieuzer milieubeleid wil, zal het gemeenten veel meer moeten ondersteunen en verplichten om hogere eisen na te streven. Dat blijkt uit onderzoek van planoloog Christian Zuidema, die op 13 oktober promoveert aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Het leek een goed idee, in de jaren negentig, om gemeenten zelf milieubeleid te laten maken en uitvoeren. Zij kenden tenslotte de lokale situatie, de behoeftes en mogelijkheden het best. Strenge en ambitieuze nationale normen en regels werden afgezwakt en flexibeler gemaakt. Gemeenten kregen zo meer ruimte om hun eigen milieudoelen op te stellen en af te stemmen op de plaatselijke omstandigheden. Ze zouden het milieu zo meer kunnen verbeteren dan het rijk zou kunnen.

Zie ook de column van Zeurpruim naar aanleiding van deze promotie

Contraproductief

Maar gemeenten brengen weinig van dat milieubeleid terecht, op het contraproductieve af, merkte Zuidema: ‘Neem bijvoorbeeld geluid. De regels schrijven voor dat 10% van alle burgers 50 decibel al als hinderlijk ervaart. Dat was ooit een soort minimale ondergrens. Nu kunnen gemeenten er veel soepeler mee om gaan. Dat doen ze ook. Soms worden waarden tot wel 70 decibel toegestaan in situaties waar met een beetje moeite ook een veel betere kwaliteit mogelijk was geweest.’

Onmacht

Zuidema bestudeerde milieurapportages en sprak met milieuambtenaren van tientallen gemeenten en steden in heel Europa. Hij keek niet zozeer naar de feitelijke ontwikkeling van het milieu, als wel naar de manier waarop gemeenten hun eigen milieubeleid opstelden en uitvoerden. Hij constateert dat veel gemeenten dit nauwelijks serieus nemen. Dat komt deels door onmacht: ‘Veel gemeenten hebben simpelweg te weinig personeel en expertise. Bovendien zijn de milieuregels mede als gevolg van die decentralisatie niet alleen flexibeler, maar vooral ingewikkelder geworden. Veel gemeenten verdwalen daarin. In plaats van hun tijd en energie te besteden aan eigen lokaal milieubeleid zijn ze daarom vooral bezig met een soort crisismanagement om maar aan de nationale regels te voldoen.’

Onwil

Maar onwil is ook een belangrijke factor. ‘Veel gemeenten vinden het milieu gewoon niet zo spannend. Ze hebben economische belangen en die wegen vaak zwaarder dan het milieubelang. Als ze met soepele regels ergens vijftig woningen meer kunnen bouwen zullen ze dat vaak niet nalaten.’ Het gevolg is dat er tegenwoordig vaak lagere doelen worden nagestreefd dan vóór de golf van decentralisatie.

Stimuleren

Als het rijk gemeenten echt wil stimuleren in hun milieuambities, moet het volgens Zuidema twee dingen doen: ‘Je moet de decentralisatie niet willen terugdraaien, want gemeenten hebben wel de kennis van de lokale omstandigheden om in te schatten hoe en waar ze het beste extra milieuambities kunnen nastreven. Maar dan moet de overheid om te beginnen wel heldere regels maken, zodat gemeenten deze regels routinematig kunnen uitvoeren. Dan geef je gemeenten in elk geval voldoende adem om ook aan de slag te gaan met hun eigen beleid. Vervolgens moeten gemeenten ook worden gestimuleerd om daadwerkelijk iets te doen. Beloond worden voor verbetering van het milieu, op de vingers getikt als het achteruit gaat.’

Bron: RUG, titel proefschrift "Stimulating Local Environmental Policy".

home...