In memoriam

Renz van Luxemburg

Renz van Luxemburg, die in 2010 op 61-jarige leeftijd bij de faculteit Bouwkunde werd benoemd tot hoogleraar Architectural Acoustics, is zondag 12 februari overleden aan een herseninfarct. Van Luxemburg was een autoriteit op het gebied van akoestiek en geluid en maakte internationaal naam met prestigieuze projecten waarbij zijn expertise zeer werd geprezen.

Prof.ir. Renz van Luxemburg studeerde in 1976 af aan de faculteit Bouwkunde en is vanaf die tijd betrokken geweest bij de groep Building Physics & Services. Met zijn onderzoek richtte hij zich op akoestiek en geluid, met name op zaalakoestiek. Zo is hij onder meer verantwoordelijk voor de akoestiek van het Muziekgebouw Eindhoven (voorheen Muziekgebouw Frits Philips), het Casa da Música in Porto en het CCTV-complex in Beijing. Bij veel van deze projecten was hij de vaste partner van het bekende architectenbureau OMA van Rem Koolhaas. In 2006 richtte Van Luxemburg het bedrijf Level Acoustics BV op, bedoeld om externe partijen expertise te kunnen aanbieden en voor het geven van opleidingen.

 

In zijn intreerede, uitgesproken op 1 juli 2011, benadrukte Van Luxemburg dat het in zijn vakgebied nodig is om je voortdurend te blijven focussen op nieuwe technieken en innovatieve oplossingen. Dit omdat de gebouwde omgeving telkens weer nieuwe eisen stelt aan zijn vakgebied, de akoestiek. Om daar zo succesvol mogelijk in te kunnen zijn, pleitte hij voor vergaande internationale samenwerking tussen universitaire onderzoeksgroepen op het gebied van akoestiek. Aan de TU/e was hij bezig met het oprichten van een onderzoeksinstituut voor toegepaste akoestiek. In zijn intreerede noemde hij zijn onderzoeksveld uitdagend en betoverend tegelijk.

Een collega bij Level Acoustics BV, noemt Van Luxemburg een inspirerend wetenschapper en adviseur. “Hij sprak de taal van de architect en dacht binnen de kaders van de architect. Hij was er bij elk project op uit om een balans te vinden tussen het visuele en het auditieve. Als werkgever was hij de beste baas die je je kunt voorstellen. Hij dacht altijd aan zijn medewerkers en pas als laatste aan zichzelf. Ook bij zijn benoeming tot hoogleraar, waar hij zeer trots op was, ging het hem er toch vooral om wat dat betekende voor de groep.”  
 

Interview

Vlak voor zijn overlijden werd Renz van Luxemburg geinterviewed door de redactie van Cursor, een blad van de TU/E. Hieronder de tekst van dit interview.

“Ik ben geboren in Kaatsheuvel, het dorp van de Efteling. In de crisistijd in de jaren dertig vroeg een kapelaan een paar aannemers om een speelveld aan te leggen, om werkloze bouwvakkers aan werk te helpen. Dat werd na de oorlog de basis voor het bekende sprookjespark. Een van die aannemers was mijn grootvader, Laurentius van Luxemburg. Mijn vader nam in 1948 het aannemersbedrijf over. Ik herinner me dat ik soms achterop de fiets met hem mee mocht naar een bouwterrein. Het was in de tijd dat huizen nog met houten vloeren werden gebouwd en mijn vader ging dan eerst onderzoeken of er geen wellen waren. Met zijn timmermansoog zocht hij in het witte Maaszand naar die donkere vochtplekken. Na de lagere school mocht ik naar de hbs in Waalwijk. De bètavakken gingen me goed af. Ik was veertien toen mijn vader overleed en dat heeft een stempel gedrukt op ons gezin en op mijn karakter. Ik had nog een jongere broer en ontwikkelde een groot verantwoordelijkheidsgevoel. Ik dacht altijd goed na over de impact van wat ik deed op anderen. Dat ben ik later ook in mijn werk blijven doen. In mijn loopbaan heb ik altijd geprobeerd een people manager te zijn. In situaties waarbij ik tussen de toplaag en de werkvloer opereerde, maakte ik me hard voor de mensen onder me.

“Ik heb altijd geprobeerd een people manager te zijn”

Na de hbs B ging ik in dienst en daarna ben ik aan de tu/e Bouwkunde gaan studeren. Aanvankelijk wilde ik architect worden. Sjoerd Soeters, Rudy Uytenhaak en Jo Coenen waren de ouderejaars aan wie we ons spiegelden. Rond mijn Kandidaatsexamen kwam ik erachter dat ik weliswaar een aardig huis kon tekenen, maar dat er van mijn ontwerpen dertien in een dozijn gingen. Hoogleraren Quist en Apon beoordeelden mijn ontwerp voor een paviljoentje aan de Dommel. De heren vonden dat het zó gebouwd kon worden, maar ze werden er koud noch warm van.

Dat was voor mij een aanleiding om me meer te richten op bouwfysica. Van professor Piet de Lange, de oprichter van het Laboratorium voor Akoestiek, heb ik veel geleerd over het vak. Een van zijn uitgangspunten was: akoestiek is maakbaar. Door De Lange ben ik na mijn afstuderen in 1976 bij tno in Delft terechtgekomen. In eerste instantie vroeg ik me af of ik wel paste tussen die wetenschappers, maar ik leerde er dat ik redelijk goed was in het toepassen van kennis om akoestische problemen op te lossen. Had ik die kennis zelf niet, dan zocht ik uit wie ik kon inschakelen. In die tijd werkte tno mee aan de nieuwbouw van Muziekcentrum Vredenburg, dat ontworpen was door architect Herman Hertzberger. Ik heb daar destijds de geluidsisolatie voor gedaan. Nu wordt het gebouw gerenoveerd en ben ik samen met Hertzberger de enige die er ook in de begintijd bij was. Ik ben betrokken bij het akoestisch ontwerp van nogal wat concertzalen. Ik houd van muziek, ben al heel lang fan van Leonard Cohen en geniet van een opera als De Parelvissers van Bizet. Maar ik noem mezelf toch a­muzikaal. Ik kan namelijk geen tonen reproduceren, heb geen maatgevoel en kan ook niet dansen. Je zou kunnen denken dat dit voor een akoestisch adviseur lastig is, maar ik heb het in mijn voordeel omgebogen. Muziek is emotie en daar kan ik op inspelen zonder noten te lezen. Ik kan me goed concentreren op wat de opdrachtgever wil en daar destilleer ik dan de wensen voor een bepaalde kwaliteit uit. Ik word niet afgeleid door mijn eigen smaak of mening.

Wie speelt de belangrijkste rol in het ontwerpproces? Daar kun je lang en breed over praten, maar het creatieve concept van de architect is leidend. ‘Each space must sound the architects composition.’ Ik probeer als akoestisch ontwerper te reflecteren op het architectonisch ontwerp. Een architect begint met een soort blanco dia in zijn hoofd. Vervolgens gaat hij filteren en kleuren. Om als akoesticus een goed advies te kunnen geven, moet je die kleuren en sferen die de architect in zijn hoofd heeft, kunnen interpreteren. Ik werk al jarenlang voor Rem Koolhaas en zijn bureau oma. Het eerste project waarin we samenwerkten, was het Nederlands Danstheater in Den Haag.

In het oorspronkelijke ontwerp zou de nagalmtijd in de foyer te lang uitvallen en de akoestiek te hard worden. Dan treedt het zogenaamde cocktailparty­ effect op, waarbij mensen steeds harder gaan praten. Ik heb voorgesteld om compensatiemaatregelen te nemen zonder het oorspronkelijke ontwerp aan te tasten. Je moet niet vanuit het boekje werken, maar vanuit het architectonisch concept. We zijn in ons vak natuurlijk veel bezig met rekenwerk. We werken altijd binnen een bepaalde bandbreedte, maar er is geen absolute waarheid. Een vol Concertgebouw in Amsterdam heeft een nagalmtijd van twee seconden. Het Muziekgebouw Frits Philips in Eindhoven heeft er een van 1,95 seconden. Maar wat betekenen die getalletjes? Een ‘schoenendooszaal’ als het Concertgebouw in Amsterdam klinkt anders: het geluid is wat muddy, de zaal breit het geluid wat meer aan elkaar. Dat is goed voor romantische muziek. Eindhoven heeft een arenazaal met een helderder geluid. Bruckner en Stravinsky klinken beter in Eindhoven dan in Amsterdam.

“Van mijn architectonische ontwerpen gingen er dertien in een dozijn”

Het werk aan de akoestiek voor het Muziekgebouw in Eindhoven heb ik gedaan onder de vlag van Piet de Lange. Het was prettig om terug te kunnen vallen op zijn kennis. Hij stuurde me waar nodig bij. Maar bij bepaalde onderdelen van het ontwerp heb ik mijn zin gekregen. In de wand van het Muziekgebouw zijn Quadratic Residue Diffusors ingebouwd, gebaseerd op een theorie van de Duitse akoesticus Manfred Schröder. Daar heeft de Eindhovense hoogleraar Wiskunde Jack van Lint nog aan gerekend. Ik denk dat ik aan ongeveer tien procent van alle projecten van Koolhaas heb meegewerkt, in totaal tussen de dertig en vijfendertig. Van de Kunsthal in Rotterdam, het mccormick Tribune Campus Center in Chicago, de Neder­ landse Ambassade in Berlijn, het Casa da Musica in Porto tot het cctv televisiegebouw in Beijing. Soms blijven er sporen van mijn adviezen zichtbaar in een ontwerp. Voor het Grand Palais in Lille vroeg Koolhaas wat er akoestisch nodig was om de spraakverstaanbaar­ heid voor de zaal optimaal te maken. Mijn wensenlijstje is letterlijk in die zaal terechtgekomen. We hadden namelijk Akoestische simulaties gemaakt en daarbij verschillende kleurtjes gebruikt om de spraakverstaanbaarheid aan te geven. Die kleuren heeft Koolhaas laten terugkomen in de bekleding van de zaalstoelen. Maar ook het transparante opblaasbare klankkussen in het Casa da Musica in Porto komt uit onze koker.

“Sinds mijn benoeming tot hoogleraar gaan extra deurtjes open”

Ik heb in de loop der jaren geleerd om gebruik te maken van alle beschikbare technieken om akoestische effecten in een zaal te voorspellen: statistische gegevens, geometrische experimenten, metingen en modellering. Op dit moment staat er in het akoestisch lab op de tu/e­campus een maquette van een officieel nog niet gepresenteerd ontwerp van Koolhaas voor een bibliotheek in Quatar. Omdat de mogelijke activiteiten daarbinnen nogal divers zijn, is voor ons de vraag of ze elkaar akoestisch gaan storen. De maquette is gebouwd op schaal 1 op 32. In werkelijkheid wordt het een gebouw van 150 bij 150 bij 17 meter. Dit gebouw is zo geweldig groot, dat we ons moesten afvragen of we onze zaalakoestische rekenmodellen nog wel konden gebruiken. We gebruiken het schaalmodel nu om dat te toetsen. Meten we ook wat we voorspeld hadden? In een concertzaal zouden we een pistoolschot laten afgaan, maar in de maquette kan mijn collega Constant Hak een elektrisch vonkje genereren dat precies de gewenste korte knal geeft. Aan de hand van die vonkbrug meten we de impulsresponsie.

Tussen 1980 en 2000 was ik de linking pin tussen tno en de groep hier in Eindhoven. In 2006 hebben we het bedrijf Level Acoustics als joint venture met de tu/e opgezet en vier jaar later werd ik op mijn 61e tot deeltijdhoogleraar benoemd. We hebben hier jarenlang met een team gewerkt en twee van die collega’s zijn nu met pensioen. Door mijn benoeming kon die ervaring in een overgangsfase veilig gesteld worden. Ik heb het gevoel dat ik met deze groep aan het einde van mijn loopbaan een echte eindspurt heb ingezet. Het werk dat ik de afgelopen tientallen jaren gedaan heb, is echt mijn passie, die ik graag wil overbrengen op studenten. De tu/e zet steeds meer in op Health. Dat thema pakken wij in onze groep op door te gaan werken aan echolokalisatie

Met een echosimulator, een simulatie­ programma om slechtzienden en blinden te trainen om akoestische signalen te verwerken. En we zetten in op ouderenhuisvesting: in verzorgingstehuizen zijn de akoestische condities voor mensen met een auditieve handicap vaak heel slecht. Ik merk dat er sinds mijn benoeming tot hoogleraar extra deurtjes opengaan. Zo heb ik het initiatief genomen om alle tu/e­onderzoekers die met geluid bezig zijn, bij elkaar te brengen. Het is mijn ambitie om ons laboratorium als multidisciplinair centrum voor onder­ zoek op akoestisch gebied uit te bouwen. Worden de middelen schaarser, dan moet je elkaar opzoeken om elkaar te versterken. In Delft is de laatste expert op het gebied van bouwakoestiek met pensioen gegaan. Ik ben in gesprek gegaan om daar onderwijs aan te bieden. Wanneer we op tijd investeren, zijn wij straks in Eindhoven de enige partij in Nederland waar je nog terecht kunt voor dit soort onderzoek en onderwijs. Dat is mijn insteek. Dat levert hevige discussies op, maar ik geloof er heilig in.”

Bron: TU/E (HK). Link naar het condoleanceregister