Oorcheck test nauwkeuriger gehoorschade

AMC, 1 juni 2013

Bouwvakkers werken vaak in een lawaaierige omgeving. Niet vreemd dat nu uit onderzoek blijkt dat ze een slechter gehoor hebben dan hun leeftijdgenoten. Gehoortesten om problemen vroeg op het spoor te komen, zijn dan ook belangrijk. Gezondheidswetenschapper Monique Leensen onderzocht of de Oorcheck, die via internet wordt afgenomen, hiervoor geschikt zou zijn. Ze slaagde erin om de test nauwkeuriger te maken.

Slechthorendheid als gevolg van lawaai is in ons land de meest voorkomende beroepsziekte. Bouwvakkers spannen de kroon. Ruim twaalf procent van hen heeft problemen met het gehoor. Gezondheidswetenschapper Monique Leensen, tot voor kort werkzaam bij Klinische en Experimentele Audiologie in het AMC, vertelt dat deze beroepsgroep vaak en langdurig aan lawaai wordt blootgesteld. ‘De veilige grens ligt bij 80 decibel gedurende een normale werkweek. Als het omgevingsgeluid daarboven komt en vele uren aanhoudt, kan er gehoorschade optreden. De ernst is afhankelijk van de intensiteit en de duur van de blootstelling. In de bouw produceren de apparaten gemiddeld 90 decibel of meer. Dan is het belangrijk om de oren goed te beschermen.’
Maar de bouwsector leunt niet achterover en doet er veel aan om gehoorschade op de werkvloer te voorkomen. Zo worden machines stiller en is er voor bouwvakkers de nodige voorlichting. Ter preventie krijgen ze oorkappen, oorpluggen en op maat gemaakte gehoorbeschermers aangeboden. Leensen: ‘Gehoorbeschermers bieden ook schijnveiligheid. Als je ze tien procent van de tijd niet gebruikt in een lawaaierige omgeving, keldert de effectieve demping. De decibellen die je dan om je oren krijgt, zijn voldoende om schade te berokkenen. Een goede manier om bouwvakkers op die schadelijke effecten te wijzen, is regelmatig hun gehoor te testen.’

30.000 Bouwvakkers

Bouwvakkers kunnen tijdens een periodiek arbeidsgeneeskundig onderzoek laten controleren hoe het met hun oren gesteld is. Ze krijgen dan piepjes in allerlei frequenties en volumes aangeboden, waarop ze moeten reageren als ze die horen. Uiteindelijk rolt er een audiogram uit dat iets zegt over de kwaliteit van het gehoor. Leensen, die donderdag 23 mei promoveert op haar onderzoek, bestudeerde de meetgegevens van 30.000 bouwvakkers die in de periode 2005-2006 waren getest. Ze merkte dat de werklui een slechter gehoor hebben dan hun leeftijdgenoten en dat bij toenemende blootstelling aan lawaai het probleem erger wordt. Hierbij is de duur van de blootstelling desastreuzer dan de intensiteit ervan. Opvallend is bovendien dat – ondanks de verwachting dat pas na de eerste jaren de grootste klappen vallen – jongere werknemers meer gehoorschade bleken te hebben dan gedacht.
Van de helft van die 30.000 bouwvakkers bekeek Leensen ook de audiogrammen van vier jaar later. Ze zag dat hun gehoor gemiddeld verslechterde. Vanwege de bevinding dat jongeren in de beginjaren de grootste schade aan de oren oplopen, zoomde ze op hen in. Tot haar grote verbazing was hun gehoor licht verbeterd. ‘Dat zou mooi zijn, maar dat kan helemaal niet. Eenmaal opgelopen schade herstelt niet. Er moet dus sprake zijn van onnauwkeurigheid tijdens het meten. Voor een betrouwbaar audiogram is immers een zeer stille omgeving vereist. Misschien is de reguliere gehoortest onvoldoende gevoelig om kleine verschillen op te sporen. Voor mij een extra reden om de waarde van een relatief nieuwe gehoortest te onderzoeken.’

Spraak-in-ruistesten

Sinds 2004 zijn er online spraak-in-ruistesten beschikbaar. Een daarvan is Oorcheck (www.oorcheck.nl). Deze is op initiatief van de Nationale Hoorstichting speciaal ontwikkeld om jongeren bewust te maken van de gevaren van harde muziek. Bijvoorbeeld tijdens concerten kunnen de volumes oplopen tot boven de 100 decibel. Leensen wilde weten of Oorcheck ook werkt om, zoals bij het toonaudiogram, beginnende gehoorschade op te sporen. Bij Oorcheck krijgt de bezoeker negen woorden met unieke klinkers – zaag, leeuw, duim, vuur, kip, rat, geit, wiel en poes – willekeurig en in verschillende intensiteiten te horen, waarbij op de achtergrond voortdurend een ruis aanwezig is. Alsof je heel goed moet luisteren naar een spreker in een druk en rumoerig café.
Leensen vroeg honderd vrijwilligers om in een laboratorium deze Oorcheck te doen. De helft van hen had een normaal gehoor en de anderen waren slechthorend. ‘De test bleek niet zo gevoelig. De slechthorende proefpersonen scoorden in het algemeen beter dan hun gehoor in werkelijkheid presteert. Als je in de lage frequenties een redelijk gehoor hebt, kun je de klinkers namelijk nog oppikken. Maar de eerste schade treedt altijd op bij hogere frequenties en zakt daarna vanaf 4 kHz langzaamaan naar de lagere registers, het gebied dat voor spraakverstaan van belang is. We hebben daarom besloten Oorcheck gevoeliger te maken.’

Enkele keren oefenen

Van 100.000 testen die bezoekers via Oorcheck hadden gedaan, bekeek Leensen de scores. Daaruit bleek dat de woorden wiel en leeuw moeilijk verstaanbaar waren en de woorden geit en kip relatief makkelijk. Ze besloot het geluidsniveau daarvan respectievelijk te versterken en te verzwakken. Verder voorzag ze Oorcheck van een laagdoorlaatfilter voor ruis. Daardoor blijft de ruis in de lage frequenties intact, maar verdwijnt die boven de 1,4 kHz. Leensen: ‘Zo dwing je mensen te luisteren naar het gebied waarin ze eventueel schade hebben. Mensen met gehoorschade kunnen in het begin vooral hoogfrequente spraak minder goed verstaan. Die afwijking wil je graag detecteren.’ De promovendus liet dezelfde honderd vrijwilligers opnieuw de Oorcheck ondergaan maar nu met het laagdoorlaatfilter. ‘De gevoeligheid van de test nam van 51 procent toe naar 95 procent. Dus mensen met slechthorendheid worden er nu veel beter uitgehaald. Ook personen met een goed gehoor werden vrijwel allemaal gedetecteerd. Dat is natuurlijk een geweldig resultaat.’
Deze proeven deed Leensen in het laboratorium. Ze vroeg zich af of de aangepaste Oorcheck zijn werk net zo goed doet ‘in het veld’. Aan deze proef deden in totaal 210 bouwvakkers via internet mee. De score was nu minder hoog. Van de slechthorenden werd 68 procent en van de normaalhorenden 72 procent opgespoord. Leensen vermoedt dat de techniek daar een rol bij speelt. ‘De speakers, koptelefoons, geluidskaarten, het afspeelvolume en het achtergrondgeluid zijn overal verschillend. Verder hebben we gemerkt dat het verstandig is om eerst enkele keren te oefenen. Hoe vaker iemand de test doet, hoe stabieler het resultaat. Helaas is de vernieuwde Oorcheck nog niet gevoelig genoeg om het toonaudiogram te vervangen. Een collega van mij gaat de test verder optimaliseren. Voordeel van Oorcheck is wel dat je de test tussen de periodieke arbeidsgeneeskundige onderzoeken op ieder gewenst moment en op elke plaats kunt doen.’

Bron: AMC