Provinciale Milieuverordening Utrecht geactualiseerd

Provincie Utrecht, mei 2013

De provincie Utrecht kent met ingang van 1 mei 2013 een geactualiseerde Provinciale Milieuverordening (PMV). De verordening bevat de begrenzing en regels voor stiltegebieden en grondwaterwinningen voor drinkwater.

Stilte

De geluidsbelasting neemt toe, ook in de provincie Utrecht, terwijl de behoefte groeit aan gebieden waar het stil is en waar de aanwezige geluidsbronnen in harmonie zijn met de omgeving. Het beleid van de provincie is erop gericht dat mensen stilte kunnen ervaren. Daarom heeft de provincie 13 stiltegebieden aangewezen. Deze gebieden zijn van belang voor de rustzoekende recreant en de natuur. Activiteiten die de geluidsbelasting negatief beïnvloeden, zijn niet meer mogelijk in een stiltegebied. Gebiedseigen geluiden, zoals die van de landbouw, zijn hiervan uitgesloten. De provinciale regelgeving rondom geluid in stiltegebieden is ook opgenomen in de Provinciale Milieuverordening Utrecht 2013. Het doel hiervan is het voorkomen of beperken van geluidhinder in stiltegebieden.

Vooral wanneer men van plan is om projecten te starten die liggen in een milieubeschermingsgebied is het verstandig de verordening er op na te slaan of die activiteiten zijn toegestaan en zo ja, onder welke voorwaarden. Het hangt er van af of het gaat om een stiltegebied, een waterwin- of grondwaterbeschermingsgebied wat de specifieke regels zijn waar men zich aan moet houden.

Hieronder de tekst van het hoofdstuk stiltegebieden.

HOOFDSTUK 3 STILTEGEBIEDEN

Artikel 23 Bijzondere zorgplicht stiltegebieden

  • 1. Een ieder is verplicht schade aan het bijzondere belang van een stiltegebied te voorkomen of, voor zover schade niet kan worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken.
  • 2. Dit artikel is niet van toepassing:
    • a. voor zover artikel 1.1a van de Wet milieubeheer van toepassing is;
    • b. met betrekking tot inrichtingen.

Artikel 24 Aanwijzing stiltegebieden

  • 1. De stiltegebieden, bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onder b, van de Wet milieubeheer, zijn met hun begrenzing aangewezen op de lijst- en kaartbijlagen 1 en 3 bij deze verordening.
  • 2. Gedeputeerde Staten kun¬nen een grens van een stiltegebied nader bepalen.
  • 3. Langs alle openbare wegen en vaarwegen die toegang geven tot een stiltegebied dan wel daaraan grenzen, worden op of bij de grenzen van dat gebied bijbehorende borden geplaatst waarvan het model is vastgesteld in bijlage 4, deel II, bij deze verordening.
  • 4. Gedeputeerde Staten zijn bevoegd bijlage 4, deel II, bij deze verordening te wijzigen.

Artikel 25 Richtwaarden equivalent geluidsniveau

  • 1. Als richtwaarde voor het maximaal toelaatbare equivalente geluidsniveau vanwege een geluidsbron die binnen een stiltegebied is gesitueerd en geen onderdeel uitmaakt van een inrichting, geldt een geluidsniveau van 35 dB(A) LAeq,24h op 50 meter van de geluidsbron.
  • 2. Als richtwaarde voor het maximaal toelaatbare equivalente geluidsniveau vanwege een geluidsbron die buiten een stiltegebied is gesitueerd en geen onderdeel uitmaakt van een inrichting, geldt een geluidsniveau van 35 dB(A) LAeq,24h op 50 meter in een stiltegebied gerekend vanaf de grens van het stiltegebied.
  • 3. Gedeputeerde Staten geven voor 31 december 2018 aan in hoeverre genoemde richtwaarden herziening behoeven.

Artikel 26 Richtwaarden voor inrichtingen in en nabij stiltegebieden

  • 1. Als richtwaarde voor het maximaal toelaatbare geluidsniveau vanwege een inrichting binnen een stiltegebied geldt een geluidsniveau van 35 dB(A) LAeq,24h op een afstand van 50 meter vanaf de grens van de inrichting.
  • 2. Als richtwaarde voor het maximaal toelaatbare geluidsniveau vanwege een inrichting buiten een stiltegebied geldt een geluidsniveau van 35 dB(A) LAeq,24h op een afstand van 50 meter in een stiltegebied gerekend vanaf de grens van het stiltegebied.
  • 3. Dit artikel is niet van toepassing op een inrichting waarbinnen een activiteit wordt verricht waarvoor een vrijstelling geldt als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder a, voor zover het de geluiduitstraling betreft die direct met bedoelde activiteit verband houdt.
  • 4. Dit artikel is niet van toepassing, voor zover op grond van een algemene maatregel van bestuur of een ministeriële regeling reeds eenzelfde of strengere grenswaarden gelden.
  • 5. Gedeputeerde Staten geven voor 31 december 2018 aan in hoeverre genoemde richtwaarden herziening behoeven.

Artikel 27 Doorwerking richtwaarden

  • 1. Met de richtwaarden, genoemd in artikel 25 en 26, wordt rekening gehouden :
    • a. bij gebruik van de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2, 3.1, 3.6, 3.26, 3.38, 4.1 en 4.2 van de Wet ruimtelijke ordening;
    • b. bij gebruik van de bevoegdheden in een gemeentelijke verordening als bedoeld in artikel 108, eerste lid, van de Gemeentewet;
    • c. bij gebruik van de bevoegdheden tot het treffen van verkeersmaatregelen op basis van de Wegenverkeerswet 1994;
    • d. bij gebruik van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 2.4 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, met betrekking tot de activiteiten, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, en 2.1, eerste lid, onder i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • e. indien een inrichting onder de bepalingen van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer valt.
  • 2. Dit artikel is van toepassing, voor zover het gebruik van de bevoegdheden gevolgen heeft voor het belang waarvoor de richtwaarden zijn gesteld.
  • 3. Dit artikel is niet van toepassing op een activiteit die onder een vrijstelling van artikel 29 valt.

Artikel 28 Verboden activiteiten buiten inrichtingen in stiltegebieden

Zonder ontheffing als bedoeld in artikel 30 is het buiten een inrichting in een stiltegebied verboden:

  • a. een toestel te gebruiken, indien daardoor de ervaring van de natuurlijke geluiden kan worden verstoord. Een toestel als bedoeld in de eerste volzin is in elk geval:
    • 1e. een airgun en andere knalapparatuur;
    • 2e. een motorisch aangedreven werktuig met bijbehorende transportmiddelen, te gebruiken bij seismologisch onderzoek, opsporingsonderzoek naar of ontginning van bodemstoffen;
    • 3e. een omroepinstallatie, sirene, hoorn en ander vergelijkbaar toestel, bestemd voor het versterken of voortbrengen van geluid;
    • 4e. een modelvliegtuig, modelboot en modelauto, indien aangedreven door een verbrandingsmotor;
    • 5e. een vuurwapen.
  • b. een muziekinstrument of ander vergelijkbaar geluidsapparaat, al dan niet gekoppeld aan een geluidsversterker, te gebruiken waarvan het hoogste geluidsniveau op een afstand van 50 meter meer dan 35 dB(A) LAeq,1h bedraagt;
  • c. met een motorrijtuig te rijden buiten de openbare weg of andere voor bestemmingsverkeer openstaande wegen of terreinen;
  • d. een toertocht voor motorrijtuigen te houden of daaraan deel te nemen;
  • e. met een waterscooter te varen;
  • f. met een vaartuig of ander vervoermiddel te varen met een hogere snelheid dan 12 kilometer per uur, indien het wordt voortbewogen door een verbrandings- of explosiemotor;
  • g. vuurwerk te gebruiken;
  • h. met een motorrijtuig of vaartuig proef te draaien;
  • i. te starten of te landen met een gemotoriseerd luchtvaartuig, tenzij dit wordt ingezet in het kader van uitvoering van een wettelijke taak of bij spoedeisende hulpverlening.

Artikel 29 Vrijstellingen artikel 28

  • 1. De verboden, gesteld in artikel 28, gelden niet voor een activiteit die rechtstreeks verband houdt met:
    • a. de uitoefening van land-, tuin- of bosbouw of beroepsmatige visserij;
    • b. de openbare drinkwater- of energievoorziening;
    • c. de aanleg, het onderhoud of de exploitatie van infrastructurele of telecommunicatiewerken;
    • d. de bouw of het onderhoud van gebouwen;
    • e. de bescherming, het onderhoud of het beheer van een gebied, inclusief dijkwerkzaamheden;
    • f. de openbare veiligheid of de afwending van dreigend gevaar;
    • g. de uitoefening van een functie met opsporingsbevoegdheid.
  • 2. De verboden, gesteld in artikel 28, gelden niet voor:
    • a. het gebruik van een toestel dat wordt gebruikt in of bij een woonhuis en waarbij het hoogste geluidsniveau op een afstand van 50 meter van dat woonhuis of toestel niet meer dan 35 dB(A) LAeq,1h bedraagt;
    • b. het gebruik van een vuurwapen:
      • 1e. door een persoon met opsporingsbevoegdheid in de uitoefening van zijn functie;
      • 2e. in geval van nood;
      • 3e. in het kader van de Flora- en faunawet, met inachtneming van de daar gestelde voorschriften.
    • c. het gebruik van een gehandicaptenvoertuig voor het vervoer van een minder valide;
    • d. een toertocht met elektrisch aangedreven motorrijtuigen;
    • e. het varen met een elektrisch aangedreven waterscooter of vaartuig;
    • f. het gebruik van vuurwerk indien dat:
      • 1e. noodzakelijk is ter oproeping van personen of ter afwending van dreigend gevaar;
      • 2e. consumentenvuurwerk betreft dat wordt gebruikt op een afstand van minder dan 50 meter van het eigen woonhuis, ter gelegenheid van de jaarwisseling gedurende een bij het Vuurwerkbesluit aangewezen periode;
    • g. het parkeren van een motorvoertuig, bedoeld in artikel 13.

Artikel 30 Ontheffing artikel 28

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek ontheffing verlenen van de verboden, gesteld in artikel 28.
  • 2. Voor een activiteit binnen de stille kern van een stiltegebied wordt slechts ontheffing verleend, voor zover zwaarwegende maatschappelijke belangen daartoe nopen en alternatieven buiten die kern ontbreken.
  • 3. Voor een activiteit buiten de stille kern van een stiltegebied wordt slechts ontheffing verleend, als rekening wordt gehouden met het karakter van het stiltegebied.
  • 4. In afwijking van het tweede lid, kan ontheffing worden verleend voor bestaande activiteiten in een stille kern van een stiltegebied als:
    • a. deze activiteiten zijn aangeduid op de kaart, bedoeld in artikel 24; en
    • b. rekening wordt gehouden met het karakter van het stiltegebied.
  • 5. In een stiltegebied kan slechts ontheffing worden verleend voor in totaal 12 activiteiten per kalenderjaar, elk met een maximale tijdsduur van 24 uur.
  • 6. Een afschrift van een verleende ontheffing wordt toegezonden aan de gemeenten waarbinnen het stiltegebied ligt.

Bron: Provincie Utrecht