EuroNoise 2015 in Maastricht: terugblik op LF-geluid

Carel Ostendorf (DPA Cauberg-Huygen), 27 juli 2015

Het komt niet vaak voor dat een groot internationaal congres over geluid en trillingen in Nederland neerstrijkt. EuroNoise 2015 werd tussen 1 en 3 juni gehouden in het MECC in Maastricht en behoorde met 787 deelnemers uit meer dan 20 landen toch zeker tot de categorie "groot". De organisatie lag in de grensoverschrijdende handen van het NAG en ABAV en zij hebben goed werk verricht. Het congres liep goed en met name de centrale tijdwaarneming oogstte bewondering. Sprekers en sessievoorzitter konden volledig geautomatiseerd het tijdsverloop tijdens hun sessie volgen en wisten zo precies hoeveel tijd ze nog hadden. Daar stak het eigen handbediende systeem van het MECC met drie lampjes (groen, oranje, rood) wel wat mager tegen af.

Dankzij de thuiswedstrijd was Nederland met circa 150 deelnemers het best vertegenwoordigde land maar ook Duitsland (circa 90) en België (rond de 75) deden goed mee. Het was niet alleen een Europees feestje: China stond met circa 20 deelnemers op de 9e plaats en USA en Korea zaten nog in de top 20.

In het totaal waren er lezingen over 25 onderwerpen. Traditioneel boden de categorieën "geluidisolatie" en "ruimteakoestiek" de meeste lezingen. Het onderwerp "Laagfrequent geluid" stond op een 18e plaats met 2% van het aantal lezingen. Dat bleek toch ruim voldoende om een boeiende middagsessie te kunnen houden.

Woensdagmiddag

Een sessie op de laatste middag van een driedaagse conferentie is niet optimaal en vraagt veel van sprekers en publiek. In het totaal werden 9 lezingen gegeven in een, ondanks het tijdstip, meestal goed gevulde zaal.

De spits werd afgebeten door Robert Kühler (PTB, Braunsweig) die een lezing gaf over de activiteit van de auditory cortex (in het gehoor)als deze gestimuleerd wordt door laagfrequent geluid en de relatie van deze activiteit met luidheidscontouren. De aandacht ging met name uit naar de frequenties tussen 8 en 125 Hz. Een gebied dat bij gewone gehoortesten niet of nauwelijks aan bod komt. Het onderzoek maakte gebruik van discrete tonen in combinatie met MRI beelden tijdens de blootstelling. Vanaf 20 Hz bleken deze aangepaste gehoortesten goede resultaten te behalen hoewel er wel een bepaalde verschuiving optrad ten opzichte van de standaardmethode. Voor de frequenties bij 8 en 16 Hz bleken de resultaten moeilijk interpreteerbaar.

De tweede lezing was van Andy Moorhouse (Universiteit Salford). Hij heeft samen met 10 medeonderzoekers meegewerkt aan het opzetten van een landelijk netwerk om op gestructureerde wijze mensen die gehinderd worden door laagfrequent geluid, te kunnen helpen. Binnen het netwerk is een protocol met therapie ontwikkeld om gehinderden beter om te kunnen laten gaan met de hinder door laagfrequent geluid. Daarbij is gekeken naar eerdere ervaringen die zijn opgedaan bij de behandeling van tinnitus en overgevoeligheid voor geluid. Het gaat hierbij om de ontkoppeling tussen het waarnemen en de negatieve gevoelens die horen bij de waarneming.

In het totaal namen 14 gehinderden deel aan het onderzoek en volgden zij de therapie die hoorde bij het protocol. De therapie werd verzorgd door de audiologie afdelingen van de meewerkende ziekenhuizen uit het netwerk. Andy vertelde dat het protocol wisselende resultaten opleverde. Bij sommige gehinderden sloeg de therapie goed aan, bij andere was er geen meetbaar resultaat. Als oorzaken noemde Andy de kwaliteit van de antwoorden volgend uit de vragenlijst die de milieuambtenaar samen met de gehinderde invult. De milieuambtenaar is in Engeland vaak het eerste aanspreekpunt voor een klager. Daarnaast speelde de kennis van de audiologie afdeling een belangrijke rol net als de mentale instelling waarmee de gehinderde deelnam aan het onderzoek. Het geloof in de therapie bleek belangrijk.

Low frequency at high speed

Daarna was het de beurt aan Lola Garcia (Microflown) en Jan van Muijlwijk (De Kompanjie). Zij gaven een gezamenlijk lezing over de succesvolle inzet van de 3D Acoustic Vector Sensor (AVS) van Microflown om een 30 Hz bron in een industriële omgeving te lokaliseren. Lola was zonder twijfel de snelst sprekende spreker van deze lfg-sessie. Zij wist haar gehoor in razend tempo door de technische werking van de AVS te leiden waarna Jan (in een beduidend rustiger tempo) de zaal even op adem liet komen en uitleg gaf over de metingen in de praktijk. Uit de metingen volgde dat met de AVS een kruispeiling mogelijk was en de locatie van de bron van laagfrequent geluid goed was vast te stellen ondanks de aanwezigheid van veel andere industriële geluidbronnen binnen de locatie. Het bleek om een koeltoren te gaan. Een bron met een vrij constante geluiduitstraling en in ieder geval een constante positie. Dat maakte de kruispeiling goed uitvoerbaar.

Vervolgens betrad Piet Sloven (DCMR) het toneel met een lezing over het ontstaan van de "DCMR" toetsingscurve voor laagfrequent geluid. Deze curve heeft hij in de loop van de jaren ontwikkeld rekening houdend met vier doelen: a) de curve moet logisch zijn (geen rare sprongen), b) aansluiten bij andere (A-gewogen) toetsingscurven voor gewoon geluid, c) voldoende praktisch zijn en d) herkenbaar zijn in het laagfrequent geluid werkveld.
De basis voor zijn voorstel wordt gevormd door de 25 dB(A) curve (vanaf de frequenties voor normaal geluid, naar beneden tot circa 80 Hz). Vanaf circa 20 Hz en lager loopt deze curve over in de hoorbaarheidscurve. Voor het tussengebied tussen de 80 en de 20 Hz heeft Piet een voorstel geformuleerd volgend uit de literatuur en de vele praktijkgevallen waar hij aan heeft meegewerkt. Hij eindigde zijn lezing met een aantal aanbevelingen. Een belangrijke aanbeveling is de luisterproef waarbij twee groepen worden blootgesteld aan laagfrequent geluid. De ene groep bestaat uit bewoners (al dan niet gehinderd door laagfrequent geluid), de andere groep uit akoestici en beleidsmakers. Een interessante tweedeling die al reden vormt voor een op zichzelf staand onderzoek: wat is het verschil in hinderbeleving door laagfrequent geluid tussen mensen die het moeten ondergaan, mensen die er iets van weten en mensen die er over beslissen?

Nederland, land van laagfrequent geluid?

Van de negen lezingen waren er vijf van Nederlandse hand. Is Nederland nu een land met veel laagfrequent geluid of heeft de locatie van de conferentie de Nederlandse deelnemers gestimuleerd om papers in te sturen? Opvallend is wel dat we erg op zoek zijn naar handvatten om de problemen over laagfrequent geluid aan te kunnen pakken. Dat was ook het onderwerp voor de volgende spreker. Nienke de Jong (DCMR) ging in op de zoektocht van de gemeenten en milieudiensten naar een handvat, richtlijn, protocol om klachten over laagfrequent geluid te kunnen behandelen. Samen met de GGD in Friesland, de gemeente Leeuwarden en de Friese Regionale Uitvoeringsdienst (FUMO) heeft zij een onderzoek uitgevoerd waarbij niet alleen de behandelende kant (gemeente, milieudienst, GGD) is betrokken maar ook de gehinderde. Beiden kanten hebben hun zienswijze gegeven. Nienke concludeert dat alle partijen een duidelijke handleiding missen met een meetprotocol en toetsingswaarden. Er bestaan bovendien grote verschillen tussen de werkwijzen van de gemeente en de GGD waardoor lang niet altijd de juiste oplossingsrichting wordt gekozen. Een betere samenwerking en kennisdeling kan dit probleem verkleinen. In het op te stellen protocol zou niet alleen de nadruk moeten liggen op de technische kant van de zaak (meetmethode, bronlocalisatie, mogelijke maatregelen) maar ook op een betere communicatie met de gehinderden zodat deze steeds weten hoe ver het onderzoek staat, wat de (on)mogelijkheden zijn en welk resultaat er verwacht mag worden. Het gevoel dat een gehinderde overhoudt na behandeling van zijn klacht hangt namelijk niet alleen af van de technische inspanningen en de daaruit volgende resultaten maar ook van de verwachtingen die zijn gewekt.

Eugène de Beer (Peutz) vertelde over een heel ander soort onderzoek namelijk de invloed van laagfrequent geluid in de ruimtelijke ordening. Voor een mogelijk windmolenpark in Utrecht heeft hij onderzoek gedaan naar het reeds aanwezige laagfrequent geluid en de invloed die de windmolens hierop kunnen hebben. Hij is daarbij niet over 1 nacht ijs gegaan. Gedurende drie maanden is continue het geluid gemeten waarbij drie verschillende locaties zijn beschouwd. Naast geluid zijn ook de windsnelheid en windrichting geregistreerd zodat relaties konden worden gelegd tussen het laagfrequent geluidniveau en de invloed van de wind.

Vanuit de omgeving waar de metingen zijn uitgevoerd, zijn geen klachten geregistreerd over hinder door laagfrequent geluid. Toch tonen de metingen aan dat de geluidniveaus relatief veel laagfrequent geluid bevatten. De meetresultaten zijn beoordeeld op basis van de Vercammencurve en de Deense toetsingswaarden. Met name in de dag- en avondperiode is sprake van een overschrijding van beide toetsingscurven gedurende het grootste deel van de tijd. In de nachtperiode nemen de percentages met de overschrijdingsduur af. De windsnelheid heeft een grote invloed op de mate en duur van de overschrijdingen. Hoe groter de windsnelheid hoe vaker de toetsingswaarden worden overschreden.

Uiteindelijk adviseert Eugène om bij de ontwikkeling van het windmolenpark de Deense toetsingswaarden te hanteren. Als daar aan voldaan wordt, zal het laagfrequent geluid van de windmolens vanwege het al aanwezige laagfrequente geluid vanuit de omgevingsbronnen, geen probleem meer vormen.

De Nederlandse bijdrage werd afgesloten door Ric van Poll (RIVM) die een presentatie hield over de resultaten van een tweedaagse bijeenkomst die was georganiseerd door het RIVM. Doel van die bijeenkomst was om betrokkenen bij de laagfrequent geluid problematiek in Nederland samen te brengen en te laten discussiëren over problemen en oplossingen. Daarbij moest de bijeenkomst leiden tot een overzicht van de stand van zaken van de kennis op het gebied van blootstelling, normen en effect op de gezondheid.

De discussies tijdens de bijeenkomst waren fel maar er was begrip voor de verschillende standpunten van de verschillende partijen. De gehinderden kijken bijvoorbeeld veel meer vanuit een persoonlijke beleving naar laagfrequent geluid en de nationale overheid kijkt meer naar de grote lijn en de verhouding tot de algemene geluidhinder. De laagfrequent geluid problematiek wordt gezien als een probleem voor een relatief kleine groep mensen vergeleken met de geluidhinder van "gewoon" geluid maar de impact van de hinder door laagfrequent geluid is relatief groot. De vele vragen en leemten in kennis illustreren dat er nog veel onderzoek nodig is om het verschijnsel laagfrequent geluid en de gevolgen van blootstelling op de lange termijn te begrijpen.

Medische gevolgen van laagfrequent geluid

De laatste twee lezingen werden gegeven voor Maria Alves-Pereira (Lusofona Universiteit Lissabon) die inging op de medische gevolgen van langdurige blootstelling aan laagfrequent geluid. Maria strijdt al jaren om erkenning van Vibroacoustic Disease (VAD) en weet haar standpunten goed voor het voetlicht te brengen. De sceptici onder de aanwezigen werd vakkundig de mond gesnoerd door haar energieke presentatie. In de eerste lezing vertelde ze over een aantal medische onderzoeken die bij laagfrequent geluid gehinderden kunnen (moeten vindt zij) worden uitgevoerd om de gevolgen van langdurige blootstelling aan lfg aan te tonen. Het gaat dan bijvoorbeeld om een echocardiogram naar de verdikking van de wand van het hartzakje. Dit onderzoek alleen is niet voldoende maar wel een belangrijke indicator voor de blootstelling aan lfg. Als aanvulling noemde ze verder MRI onderzoek aan de hersenen, diverse neurologische testen, onderzoek naar de longfunctie en analyse van het stemgeluid van de gehinderden. Al deze aspecten worden beïnvloed door langdurige blootstelling aan laagfrequent geluid en gehinderden vertonen vaak een beeld dat niet past bij hun leeftijd. Volgens deze onderzoeken lijken ze ouder dan ze zijn en komt deze veroudering voor rekening van de invloed van lfg.
Maria benadrukte dat de historie van de blootstelling aan lfg van belang is bij de interpretatie van de resultaten van de medische onderzoeken. Het onderzoek moet dan ook niet beperkt blijven tot de ouders (meestal de klagers) maar ook de kinderen moeten worden betrokken bij het onderzoek omdat bij hen de historie van de blootstelling beter bekend is.

Haar tweede lezing ging over het onderzoek aan een Portugees windmolenpark en de invloed die dit park heeft op de familie die er relatief dichtbij woont (woonde, alleen de man woont er nog want zijn bedrijf is er gevestigd). De lezing was een vervolg op eerdere presentaties want Maria volgt deze familie al sinds 2007. Ze presenteerde haar bevindingen al op de LFN conferentie in Aalborg (Denemarken). Ze vertelde nu vol vuur over de invloed van lfg op de gezondheid van deze Portugese familie. Ze liet de resultaten zien van de verschillende medische onderzoeken in de tijd, waaruit bleek dat de gezondheid van meneer R (zoals de bewoner wordt genoemd) veel sneller achteruit gaat dan volgens zijn leeftijd zou moeten. De rest van de familie is inmiddels verhuisd en woont ergens anders waar veel minder blootstelling aan lfg optreedt. Of hun gezondheid minder verslechtert of inmiddels zelfs is verbeterd, werd niet duidelijk. Niet alle aanwezigen delen de mening van Maria. Er blijft de nodige scepsis vooral omdat het aantal mensen waar ze onderzoek mee kan doen, erg klein is en het daarmee gevaarlijk is om algemene conclusies te trekken. Maar haar lezingen waren een goede afsluiting van deze sessie. Iedereen was nog wakker.

Foto's van de hele conferentie zijn terug te vinden op www.euronoise2015.org/photos/.