Het geluidsbeleid van de rijksoverheid wordt periodiek geëvalueerd in een beleidsdoorlichting. Het doel is om in beeld te brengen in welke mate het uitgevoerde beleid doeltreffend en doelmatig is. Het bredere geluidbeleid bestaat uit drie pijlers. Het daarin over geluidsanering, bronbeleid en preventie.
In februari 2023 is het rapport verschenen n.a.v. de begroting over deze aspecten op het Infrastructuurfonds in de periode 2015-2021. De evaluatie is gedaan door de KWINK groep in opdracht van het ministerie van IenW. De doelstelling van deze beleidsdoorlichting is het bepalen van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de geluidsanering bij (spoor)wegen in beheer bij het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen over de periode 2015-2021, mede in relatie tot het bredere geluidbeleid. Hieronder staan enkele conclusies. Het volledige rapport staat hier.
Gemeentelijke sanering
In het rapport wordt geconcludeerd dat er weliswaar circa 24.500 woningen als gesaneerd zijn aangemerkt ten aanzien van lokale infrastructuur in de periode 2015-2021, maar dat de saneringsopgave voor urgente gevallen (de A-lijst) niet in 2020 is afgerond. Dit terwijl in 2015 het doel was om de saneringsopgave voor urgente gevallen (de A-lijst) in 2020 afgerond te hebben en de Overige-lijst ‘zo snel mogelijk’ af te ronden. Dit doel om de A-lijst in 2020 af te ronden is dus niet gehaald en daarmee is het beleid in dat specifieke opzicht niet doeltreffend geweest. Het ministerie komt daarbij met enkele verklaringen, waaronder dat er meer ‘overige’ woningen zijn gesaneerd in deze periode.
Hoe dan ook is, aldus de bijlage die TNO bij het rapport heeft geschreven, wel duidelijk dat de voortgang van de sanering traag is en de afronding van de sanering nog vele jaren kan duren. Ook valt het TNO op dat met lokale sanering uitgevoerd door gemeentes meer onderzoekskosten gepaard gaan, en dat het overzicht van daadwerkelijk gesaneerde en nog te saneren woningen niet goed in beeld is.
Sanering rijksinfrastructuur
Het oorspronkelijke doel (onder de Wet milieubeheer) was het indienen van alle saneringsprogramma’s voor 31 december 2020 en de uitvoering van gevelmaatregelen voor 31 december 2021 voor rijksinfrastructuur. Voor rijkswegen (artikel 14, MJPG) is de conclusie dat er in de doorlichtingsperiode weliswaar voor 6.250 saneringsobjecten een saneringsplan is ingediend, maar dat het niet is gelukt om voor alle saneringsobjecten een saneringsplan voor eind 2020 in te dienen (want voor 5.400 saneringsobjecten langs rijkswegen moest na 2020 nog een plan worden opgesteld). Daarmee is het beleid in dat specifieke opzicht niet doeltreffend geweest (doel is niet getroffen). Ook voor spoorwegen (artikel 16, MJPG) geldt dat het niet is gelukt alle saneringsplannen voor eind 2020 in te dienen.
Rijkswaterstaat geeft via de eigen website aan dat de geluidmaatregelen van het gehele MJPG naar verwachting in 2027 worden afgerond, behalve wanneer het aanbrengen van stil asfalt samenvalt met andere werkzaamheden op dezelfde weg die vlak na 2027 staan gepland. ProRail geeft via haar website aan dat de start van de realisatie van de laatste maatregelen plaatsvindt in 2025-2030.
Bronbeleid
Voor het bronbeleid geldt dat in de doorlichtingsperiode zich diverse ontwikkelingen hebben voorgedaan, maar dat de regulering hiervoor met name uit Europa komt (voor spoorvoertuigen en wegvoertuigen), bijvoorbeeld als het gaat om de eisen die worden gesteld aan (stillere) spoorvoertuigen, (stillere) auto’s en (stillere) banden. Verlaging van snelheid is zowel nationaal als lokaal een instrument. Er wordt waargenomen dat in de doorlichtingsperiode zich ontwikkelingen hebben voorgedaan rondom stiller weg- en spoorverkeer en dat die bronmaatregelen hebben bijgedragen aan het realiseren van minder hinder, maar dat nog niet is vastgesteld in welke mate dit het geval is.
Preventie
Rondom preventieve maatregelen zien is voor rijksinfrastructuur middels de gpp’s een preventief
instrument is ingesteld waarmee dreigende overschrijdingen worden gemonitord en kunnen worden
gehandhaafd (door extra maatregelen te nemen in het geval gpp’s toch (dreigen te) worden overschreden). Het percentage (dreigende) overschrijdingen en de aantallen gpp-besluiten en overschrijdingsbesluiten worden bijgehouden en in de nalevingsverslagen gepubliceerd. De overschrijding was in de beleidsdoorlichtingsperiode minimaal 0,7% en maximaal 4,5% voor rijkswegen en minimaal 0,35% en maximaal 1,20% voor spoorwegen. Voor lokale infrastructuur zien we dat preventie de verantwoordelijkheid is van gemeenten, en dat geen overkoepelend en compleet beeld bestaat van wat is gedaan in de doorlichtingsperiode.
Uit studies van het RIVM kan tegelijkertijd geconcludeerd worden dat ernstige hinder en slaapverstoring in de periode 2016-2020 voor wegen met rijsnelheden van 30 en 50 km/h is toegenomen.
Luchtvaart
Het onderwerp luchtvaartgeluid is niet in de beleidsdoorlichting meegenomen. Het betreft hier een ander
wettelijk kader met een ander stelsel van regelgeving, waardoor er onvoldoende samenhang is met het geluidbeleid op grond van de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer.
Uitgaven
De uitgaven per jaar van het Rijk voor de aanpak van geluidhinder fluctueerden in de periode 2015 – 2021. In 2021 – het laatste jaar van de onderzoeksperiode – bedroegen de uitgaven ten minste circa € 49 miljoen. Van deze € 49 miljoen, ging 88% naar sanering. Ruim € 16 miljoen werd via de Subsidieregeling sanering verkeerslawaai (Ssv) beschikbaar gesteld aan gemeenten en provincies voor lokale sanering en via het Meerjarenprogramma Geluidsanering (MJPG) werd ruim € 27 miljoen uitgegeven aan de aanpak van geluidhinder langs rijkswegen en spoor.
Dit bedrag omvat niet alle uitgaven van het Rijk op het terrein van geluid. Wat hier bijvoorbeeld niet in is opgenomen, zijn uitgaven aan geluidmaatregelen als onderdeel van de aanleg van en het beheer en onderhoud aan rijkswegen en spoorwegen. Deze uitgaven staan niet gespecificeerd in de Rijksbegroting en zijn ook niet uit ander bronmateriaal te herleiden.
Bron: Rijksoverheid(1), (2)