Leven in een grote stad betekent drukte. En herrie. Hoewel we nu last hebben van het lawaai van wegverkeer en vliegtuigen, waren vroeger loeiende koeien in het slachthuis naast je, en 10 rennende kinderen op een dunne houten vloer boven je heel normaal.
De eerste Amsterdamse huizen waren gelijkvloerse hutten van 30 vierkante meter met een lapje grond er omheen. Pas na de uitvinding van het rookkanaal in 1350 werd het mogelijk om meerdere woonlagen te maken zonder dat de bovenste lagen last van vuur en rook hadden. Deze uitvinding leidde tot nog iets nieuws: boven- en onderburen. Heel handig, want het aantal inwoners van Amsterdam groeide exponentieel. De nieuwe soort buren leidde weer tot een ander nieuw fenomeen: burengerucht. Hoe gehorig was het wonen in de stad door de eeuwen heen? En welke problemen leverde dat op?
22 mannen/vrouwen, 1 beerput
In 1544 had slechts 35 procent van de Amsterdamse huizen een extra verdieping, maar op een kaart van Amsterdam rond 1565 zien we dat de meeste huizen toen al 3 of zelfs 4 verdiepingen hadden. Amsterdam telde toen 5.500 plekken die als woonruimte gebruikt werden. Gemiddeld woonden er dus 5,5 bewoners in een woonruimte. Dat betekent dat er in een huis met 4 verdiepingen wel 22 mensen konden wonen.
Achter in de binnentuin bevond zich de beerput, vaak met een ‘secreet’ of ‘gemak’ er omheen gebouwd. Dit is waar alle bewoners hun behoefte deden. Je zou denken dat er de volgende eeuwen sprake van vooruitgang was, maar niets is minder waar: de woonomstandigheden werden nog veel slechter.
Dieren in doodsnood
Behalve de leefgeluiden van soms wel 20 onder- en bovenburen in een middeleeuws houten huis, had de Amsterdammer van toen ook te maken met dagelijks kabaal van loeiende koeien en knorrende varkens. Er waren namelijk verschillende vee- en andere soorten markten verspreid door de stad. Vee werd midden in de stad geslacht. Het geluid van dieren in doodsnood vulde de straten, slachtafval werd gedumpt in de grachten.
Van klooster naar uitgaanscentrum
Als je echt geen herrie aan je hoofd wilde, werd je monnik en ging je in één van de 20 kloosters leven die de stad rijk was. De kloosters namen een groot deel van de stad in en waren dunbevolkt: de 13 vrouwenkloosters werden bewoond door niet meer dan 300 vrouwen. Het Kartuizerklooster bevond zich buiten de stadsmuren in de huidige Jordaan en was een walhalla voor de geluidsgevoelige Amsterdammer: de 21 monniken spraken niet en er heerste totale stilte. Dat veranderde echter drastisch in 1578 toen het nieuwe protestantse stadsbestuur het klooster annexeerde en er een gigantisch uitgaanscentrum van maakte.
Jordaan
Eind 16e eeuw en begin 17e eeuw werd de stad fors uitgebreid met de Jordaan en grachtengordel. De geluidsgevoelige Amsterdammer had inmiddels geleerd van het verleden: bij de aanleg van de grachtengordel werd bepaald dat er geen bedrijven mochten worden gevestigd die herrie maakten. Deze stadsuitbreiding leek verbetering te brengen in de woonomstandigheden, maar al snel bleek dat beperkt te blijven tot een zeer kleine groep gefortuneerden. In tegenstelling tot de luxe grachtengordel zou de Jordaan snel afglijden tot een onwaarschijnlijk smerige poel des verderfs waar 90.000 arme drommels dicht op elkaar leefden.
Honderd jaar geleden was de Jordaan nog steeds erg arm. Maar in de Jodenbuurt was het nog erger. Zo was er niet eens een riolering, waardoor het erg gestonken moet hebben. Met een dergelijke overdaad aan armoede en ellende zal de gehorigheid van de huizen wel het minste probleem van de bewoners zijn geweest. Maar het blijft voor de moderne Amsterdammer moeilijk voor te stellen hoe deze armste Amsterdammers ooit de slaap konden vatten met de constante herrie van ruziënde mensen, huilende kinderen, piepende vloeren en krakende trappen.
Heden
De oude Romeinen hadden in 450 voor Christus al rechten en plichten van buren vastgelegd in hun wetboek. Ons huidige civielrechtelijke burenrecht komt hier vandaan, maar verscheen pas in de 19e eeuw in ons Burgerlijk Wetboek. Ook de oude Amsterdamse houten vloeren en gehorige huizen zouden nog tot ver in de 20e eeuw tot ergernissen leiden. Pas in 1962 werden er wettelijke eisen aan de geluidsisolatie tussen woningen gesteld. Toch duurde het nog tot de jaren ’90 tot er echt beter gebouwd werd. In 2003 werden de wettelijke eisen bijgesteld tot nog strengere criteria.
Ondanks de verbeterde kwaliteit van de huizen en een gemiddelde woningbezetting van minder dan 2 personen per woning, steeg het aantal burenincidenten volgens de Amsterdamse politie vorig jaar april na de eerste coronamaatregelen van 714 naar 1.234. In september was het aantal meldingen van burengerucht 1.003 tegen 839 het jaar daarvoor. Terugkeren naar een gelijkvloerse hut met een kampvuur in het midden en een gat in het dak als schoorsteen zit er niet meer in, de onder- en bovenbuur verdwijnt niet meer. Samenleven in harmonie zal ook voor de moderne stadsmens een opgave blijven.
Bron: Gemeente Amsterdam