Auteurs: Daniëlla Nijman en Janneke van Eekeren, Halsten advocaten
Een selectie van de uitspraken die van 22 juli tot en met 16 september 2020 zijn gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Ruimtelijke ordening

Evenementenhal Oisterwijk: ABRvS 29 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1832
Het college van Oisterwijk heeft een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een evenementenhal in een gedeelte van een bestaand pand op een bedrijventerrein.
Omwonenden maken zich zorgen dat de vergunning wordt gebruikt om een discotheek te vestigen. Zij menen dat de openingstijden en geluidsgrenswaarden ruimte laten voor gebruik als discotheek en dat het college dat als uitgangspunt had moeten nemen bij de beoordeling van de ruimtelijke aanvaardbaarheid.
De Afdeling gaat hier niet in mee. De aanvraag ziet op een evenementenhal. De voorschriften bepalen dat er per jaar maximaal 8 themafeesten met maximaal 1000 bezoekers, maximaal 20 themafeesten met 800 bezoekers en maximaal 4 dagen carnaval met 800 bezoekers gehouden mogen worden. Weliswaar kunnen sommige themafeesten op onderdelen een vergelijkbare uitstraling hebben als een discotheek, maar dat maakt niet dat het vergunde gebruik moet worden aangemerkt als een discotheek. De Afdeling vindt het relevant dat de themafeesten zijn beperkt tot een maximaal aantal keren per jaar. Kaartverkoop moet verplicht vooraf plaatsvinden (al is dat in het huidige coronatijdperk weinig onderscheidend meer). Het geluid is volgens de Afdeling begrensd op een lagere grenswaarde dan bij een discotheek gebruikelijk is. Ook wijken de openingstijden van de themafeesten (van 16:00 uur tot en met 2:00 uur) en carnavalsdagen (12:00 tot en met 2:00 uur) af van de doorgaans gebruikelijke openingstijden van een discotheek.
De gedachte van de omwonenden dat dit wel heel dicht tegen een discotheek aanschurkt is te begrijpen. Toch vindt de Afdeling dat het verschil dusdanig is dat het college bij de beoordeling of sprake is van een goede ruimtelijke ordening terecht is uitgegaan van een evenementenhal. Er vinden ook andere bijeenkomsten plaats dan themafeesten, bijvoorbeeld modeshows, beurzen, bedrijfsfeesten en vergaderingen.
Voor een evenementenhal bedraagt de richtafstand uit de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering 30 meter. Waarschijnlijk is sprake van gemengd gebied en mag deze richtafstand worden verlaagd tot 10 meter. De dichtstbijzijnde woning ligt op een afstand van 80 meter. Dat betekent dat er in beginsel wordt voldaan aan een goede ruimtelijke ordening.
Uit de akoestisch onderzoeken blijkt dat het mogelijk is om te voldoen aan de geluidnormen van het Activiteitenbesluit. De doos-in-doosconstructie waar een eerder geluidrapport van uitging blijkt niet haalbaar. Maar de exploitant heeft andere akoestische voorzieningen in het dak van het pand laten aanbrengen. Daarnaast is een geluidbegrenzer aangebracht. Daarmee kan overschrijding van de geluidnormen worden voorkomen.
Dit alles betekent dat de omwonenden moeten onderbouwen waarom er desondanks sprake zou zijn van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat. Dat lukt niet. De enkele vrees voor overtreding van de geluidnormen is geen argument. Dat is namelijk een kwestie van handhaving.
Evenementen Alphen aan de Rijn: ABRvS 16 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2249
In het bestemmingsplan Stad Alphen zijn specifieke locaties aangewezen waar (middel)grote evenementen worden toegestaan. In de bestemmingsplanregels wordt per evenementenlocatie vastgelegd hoeveel dagen er een evenement mag zijn, hoeveel op- en afbouwdagen, hoeveel personen er per evenement maximaal worden toegelaten en de tijden waarop versterkte muziek ten gehore mag worden gebracht.
Ook zijn in de planregels geluidnormen opgenomen voor de geluidsbelasting op de gevels van woningen van derden. Daarbij is een verschil gemaakt tussen kleine evenementen (maximaal 70 dB(A) Leq T), middelgrote evenementen (maximaal 80 dB(A) en 95 dB(C) Leq T) en grote evenementen (maximaal 80 dB(A) en 95 dB(C) Leq T). Ook is er een aparte categorie geluidsnormen opgenomen voor de Kermis (75 dB(A) en 90 dB(C) Leq T) en zogenaamde ‘Tent- en schuurfeesten’ (Leq T niet hoger dan 80 dB(A) en 95 dB(C)). De gemeente heeft ook evenementenbeleid, waarnaar zij in de planregels verwijst.
Enkele omwonenden zijn het niet eens met deze planregels en vinden dat er veel te veel dagen zijn waarop evenementen en op- en afbouwwerkzaamheden kunnen plaatsvinden. Ook zijn zij van mening dat de geluidnormen veel te hoog liggen. Zij maken zich onder andere zorgen over de lage bastonen die ver over het water dragen. De omwonenden zijn van mening dat de geluidnormen niet aanvaardbaar zijn omdat deze ver boven de geluidnormen uit art. 2.17 Activiteitenbesluit liggen.
De Afdeling gaat niet mee in dit verweer. De geluidnormen uit het Activiteitenbesluit worden namelijk in een andere context toegepast. Deze geluidnormen zijn van toepassing op inrichtingen en niet op evenementen. Afdeling overweegt als volgt:
‘De normen van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit zijn geschreven voor geluid dat zich op alle dagen voor kan doen, terwijl de evenementen slechts op een beperkt aantal dagen per jaar plaatsvinden. Dit betoog [van appellant] geeft dan ook geen aanleiding voor het oordeel van de raad niet in redelijkheid van een hogere geluidnorm heeft kunnen uitgaan dan de geluidnormen van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit.’
Vanwege deze andere achtergrond is de gemeente niet verplicht om aansluiting te zoeken bij deze geluidnormen uit het Activiteitenbesluit. De gemeente kan in zoverre een eigen koers varen. Gezien de spreiding van locaties rond de Zegerplas en de beperkingen in het aantal evenementen met per categorie, blijft de gemeente volgens de Afdeling binnen de grenzen van haar beleidsruimte.
Huisvesting arbeidsmigranten Flowerhotel Aalsmeer: ABRvS 9 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2206
De gemeente Aalsmeer heeft een omgevingsvergunning verleend voor de realisatie van een logiesgebouw (short stay) voor de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten op een bedrijventerrein. Een ondernemer in de omgeving van deze locatie is van mening dat dit Flowerhotel ruimtelijk niet aanvaardbaar is en dat zij hierdoor wordt belemmerd in haar bedrijfsvoering.
De ondernemer is van mening dat dit logiesgebouw eigenlijk een woongebouw is en daarmee een geluidsgevoelig gebouw. Hij vindt dat het logiesgebouw te dicht bij haar eigendommen wordt gebouwd en dat daardoor de afstandsnormen uit de VNG-brochure niet worden nageleefd. Deze afstandsnormen zien ook op geluid.
De Afdeling is het niet eens met de argumenten van de ondernemer. Ten eerste stelt de Afdeling vast dat er geen sprake is van een woongebouw, omdat uit de planregels duidelijk blijkt dat er niet ‘gewoond’ mag worden. Dat de kamers ook eigen kookgelegenheid, badkamer en aansluiting voor een wasmachine hebben, maakt niet dat er toch sprake is van wonen. De maximale verblijfsduur is 6 maanden. Dat is ook opgenomen in de definitie van ‘logies’ in het bestemmingsplan. Een verblijfsduur van 6 maanden kwalificeert niet als een duurzaam verblijf, waardoor van wonen geen sprake is. Het Flowerhotel is dus geen geluidgevoelig gebouw in de zin van het Activiteitenbesluit. Daardoor vormt het Flowerhotel ook geen belemmering voor de bedrijfsvoering van deze ondernemer.
Voorts stelt de Afdeling vast dat de richtafstanden van de VNG-brochure worden nageleefd. Relevant is dat de onderneming niet is gelegen in of grenst aan een ‘rustige woonwijk’. Het bedrijventerrein is te kwalificeren als ‘gemengd gebied’. Een ‘rustige woonwijk’ is een wijk waarin afgezien van wijkgebonden voorzieningen vrijwel geen andere functies voorkomen, zoals bedrijven en kantoren. Dat is op dit bedrijventerrein niet aan de orde. Bovendien moet op de juiste wijze worden gemeten. Het gaat om de afstand tussen enerzijds de grens van de bestemming die milieubelastende functies toelaat, en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is. De ondernemer had van perceel tot perceel gemeten en kwam tot een afstand van 33 meter. Dat blijkt bij een correcte meetwijze 45 meter te zijn.
De Afdeling benadrukt dat deze exercitie uiteindelijk weinig gewicht in de schaal legt, omdat een logiesgebouw niet dezelfde bescherming tegen geluidhinder behoeft te krijgen als een woning of een ander geluidgevoelig gebouw. Toepassing van de richtafstanden is in dit geval dus een hele beperkte indicatie van de ruimtelijke aanvaardbaarheid.
Wabo
Grindwinning Beuningen: ABRvS 29 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1830
Aan Boskalis is een omgevingsvergunning verleend voor zand- en grindwinning in de Beuningse Plas. De vergunning ziet op het gebruik in afwijking van het bestemmingsplan en een tijdelijke vergunning voor de bouw van diverse bouwwerken, waaronder een klasseerinstallatie. Enkele omwonenden stellen beroep in vanwege o.a. de te verwachten geluidhinder. Zij voeren een breed scala aan argumenten aan.
Resonantie kuilvorming
Het college zou onvoldoende rekening hebben gehouden met resonantie van geluid door de kuilvorming die ontstaat. De berekeningen zijn uitgevoerd overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999. Daarin zijn geen rekenregels voor resonanties van kuilvorming vastgelegd. Het college heeft hiervoor gecorrigeerd door in de berekeningen uit te gaan van een akoestisch harde bodem, terwijl ten tijde van het afgraven de plas nog niet geheel uit water zal bestaan, maar ook uit een in akoestisch opzicht zachte bodem. Daarmee is volgens de Afdeling voldoende gecorrigeerd voor kuilvorming. Appellant heeft niet kunnen onderbouwen waarom dit geen juist beeld geeft van de te verwachten geluidbelasting.
Beoordelingshoogte
In de dagperiode is de geluidbelasting beoordeeld op een beoordelingshoogte van 1,5 meter. Appellanten zijn van mening dat overdag de geluidbelasting ook op 5 meter hoogte had moeten worden onderzocht, omdat daar verblijfsruimten zijn die overdag kunnen worden benut.
In het geluidrapport is aangesloten bij de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening 1998. Daarin staat dat als regel (voor een standaard eengezinswoning) geldt dat in de dagperiode een meethoogte kan worden aangehouden van 1,5 meter boven maaiveld, aangezien de buitenruimten en de woonkamers dan voornamelijk de te beschermen ruimten zijn. In de avond- en nachtperiode kan dat een hoogte van 5 meter zijn, ter bescherming van slaapruimten. In het aangevoerde ziet de Afdeling geen aanleiding om te oordelen dat het college in de dagperiode ook op 5 meter hoogte had moeten onderzoeken.
Bedrijfstijden installaties
In de berekeningen van het akoestisch rapport is uitgegaan van bepaalde bedrijfstijden dat de verschillende installaties in werking zijn. Zo is voor de grindbreker gerekend met een bedrijfstijd van maximaal 5 uur per dag. Appellanten stellen dat deze bedrijfstijden moeten worden vastgelegd in afdwingbare voorschriften bij de vergunning. Hoe weten zij anders zeker dat de grindbreker ook echt maar vijf uur per dag in werking zal zijn en handhavend kan worden opgetreden als dat anders is?
De Afdeling oordeelt dat de representatieve bedrijfssituatie in de aanvraag is omschreven en dat alleen voor die situatie dus een omgevingsvergunning is verleend. De Afdeling verwijst ook specifiek naar het feit dat de bedrijfstijden zijn opgenomen in het akoestisch rapport dat onderdeel uitmaakt van de vergunning. Daarmee zijn de bedrijfstijden verankerd in de omgevingsvergunning.
Borging geluidmaatregelen
Uit het akoestisch rapport blijkt dat er een geluidsmuur van 140 meter lang en 5 meter hoog nodig is om aan de geluidsvoorschriften te voldoen. Ook moet de grindbreker zo worden omkast dat het geluidvermogen van de totale breker niet meer bedraagt dan 106 dB(A). Appellanten stellen dat het niet is gegarandeerd dat deze maatregelen ook daadwerkelijk worden getroffen. In de vergunningsvoorschriften blijkt dit echter expliciet te zijn geregeld. Daarin is namelijk bepaald dat ter voorkoming van een overschrijding van de geluidsvoorschriften de maatregelen moeten worden genomen die in het geluidrapport zijn genoemd.
Kortom, de bedrijfsduur van de installaties is automatisch beperkt door de uitgangspunten die in het geluidrapport zijn opgenomen. Uit de uitspraak blijkt niet of maatregelen die in het akoestisch rapport zijn beschreven ook automatisch deel uitmaken van de aanvraag en hetgeen vervolgens wordt vergund. Dat werd namelijk wel aangenomen in de uitspraak van 9 oktober 2019 die ik hier besprak en waarvan het nog afwachten is of dit een vaste jurisprudentielijn wordt. In de situatie hier in Beuningen komt deze vraag niet inhoudelijk aan de orde, omdat aan de vergunning expliciet het voorschrift is verbonden dat de maatregelen moeten worden genomen die in het akoestisch rapport zijn beschreven.
APV
Exploitatievergunning horecabedrijf Den Ham: ABRvS 9 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2180
De burgemeester van Twenterand heeft aan een horecaondernemer een exploitatievergunning verleend op grond van de APV. Het gaat om een bedrijf dat diverse activiteiten organiseert en twee zalen exploiteert van 100 m2 respectievelijk 60 m2 en een terras van 150 m2. De omgeving is gemengd. Er zijn toegestaan: (bedrijfs)woningen, diverse recreatieve en sportactiviteiten, een manage en maatschappelijke voorzieningen. Er is een provinciale weg in de directe omgeving.
De eigenaar van de naastgelegen manege en bungalowpark De Lourenshoeve is hiertegen in het geweer gekomen, omdat hij van mening is dat er te veel geluidoverlast is van deze horeca door het geluid van de bezoekers, draaiende motoren, dichtslaande portieren en stemgeluid van bezoekers en het ’s avonds en ’s nachts komen en gaan van bezoekers. Daarnaast zijn er andere bedrijven in de omgeving waarvan geluidsoverlast wordt ervaren. Er zijn klachten van geluidsoverlast uit het bungalowpark en de buurt. Bovendien zouden de paarden van de manege stress ondervinden van de geluidsoverlast en onvoldoende nachtrust krijgen. In zijn ogen leidt het verlenen van de exploitatievergunning tot een ontoelaatbare aantasting van het woon- en leefklimaat in de omgeving van het horecabedrijf en had de exploitatievergunning geweigerd moeten worden.
De Afdeling is het niet eens met de argumenten van de eigenaar van de manege en het bungalowpark. De Afdeling refereert aan een eerdere uitspraak waarin zij oordeelde over het toetsingskader voor geluid in relatie tot een exploitatievergunning (ECLI:NL:RVS:2017:1079). Hieruit volgt:
‘dat de burgemeester eventueel door bezoekers veroorzaakte geluidsoverlast ook in aanmerking dient te nemen bij de beoordeling of de woon- en leefsituatie in de omgeving van een horecabedrijf op ontoelaatbare wijze nadelig zal worden beïnvloed. (…) De beoordeling of een horecabedrijf aan de gestelde milieunormen voldoet dient uitsluitend in het kader van de handhaving van de Wet milieubeheer aan de orde te komen. Dit betekent evenwel niet dat de burgemeester aan geluidhinderaspecten voorbij kan gaan, zoals de rechtbank heeft overwogen. Het geluid, voor zover dat valt binnen de door de milieuwetgeving gestelde normen, maakt deel uit van de uitstraling in haar totaliteit van de inrichting op de omgeving en is dus mede bepalend voor de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf.’
De Afdeling concludeert dus dat de burgemeester bij het verlenen van een exploitatievergunning op grond van de APV moet afwegen of een horecabedrijf op een bepaalde plaats toelaatbaar is, gelet op de kwaliteit van de woon- en leefsituatie aldaar. De burgemeester mag bij die afweging het karakter van de omgeving van het horecabedrijf betrekken, evenals de uitstraling ervan – in haar totaliteit – op die omgeving. Eventuele geluidsoverlast van andere bedrijfsactiviteiten in de omgeving, speelt bij deze beoordeling echter geen rol.
De Afdeling komt tot de conclusie dat als deze norm wordt toegepast op dit specifieke geval, dat er geen sprake is van een ontoelaatbare aantasting van de woon- en leefsituatie. De redenen hiervoor zijn:
- Er is geen sprake van een stil buitengebied
- De horeca is slechts ondergeschikte horeca.
- Het terras ligt t.o.v. de recreatiewoningen en een woning van derden grotendeels achter het hoofdgebouw
- Het terras mag slechts tot 23:00 uur geopend zijn.
- De toegang tot het terras wel dicht bij een woning is gelegen, maar dat door de sluitingstijd van 23:00 uur er geen sprake is van ontoelaatbare hinder.
- Er is geen concreet bewijs dat de exploitatie van de manege nadelig wordt beïnvloed. De stress die de paarden ondervinden wordt niet veroorzaakt door de horecagelegenheid, maar door andere bedrijvigheid in de omgeving (schietactiviteiten en klimbos).
- Er zijn slechts een drietal klachten bekend. Politie en toezichthouders hebben geen overlast geconstateerd.
Conclusie: bij het verlenen van een exploitatievergunning moet de geluidsimpact hiervan op de omgeving worden meegewogen. Alle relevante aspecten kunnen daarbij worden betrokken. Al bestaande overlast door andere partijen, is echter niet relevant.