Door Daniëlla Nijman (Halsten law firm), november 2018
Ruimtelijke ordening
Geluidscherm supermarkt Bussum: ABRvS 31 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3554
Inmiddels mag het een klassieke situatie worden genoemd. Het bestemmingsplan maakt de vestiging of uitbreiding van een bedrijf mogelijk, in dit geval een supermarkt. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting op naastgelegen woningen aanvaardbaar is, mits er een geluidscherm van 2 meter hoogte wordt gerealiseerd. Het bestemmingsplan voorziet in een bouwmogelijkheid voor het geluidscherm.
Maar wat ontbreekt is een voorwaardelijke verplichting, waarmee zeker wordt gesteld dat het geluidscherm ook daadwerkelijk wordt opgericht voordat de supermarkt wordt uitgebreid. Zonder die voorwaardelijke verplichting is het plan niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening. Via een bestuurlijke lus wordt de gemeente alsnog in de gelegenheid gesteld om een voorwaardelijke verplichting te formuleren.
Horeca Boxmeer: ABRvS 7 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3621
In Boxmeer wordt een paraplubestemmingsplan vastgesteld waardoor de omschrijving van het begrip ‘horeca’ wordt gewijzigd in een aantal bestemmingsplannen. Het gevolg daarvan is dat een aantal horecabedrijven voortaan ook openbare feesten met levende en mechanische muziek mogen houden.
Appellant woont naast enkele horecabedrijven en vreest voor een toename van geluidsoverlast. Alle horeca in zijn omgeving zou kunnen worden gewijzigd in een disco of dancing. De gemeenteraad stelt dat alle inrichtingen aan het Activiteitenbesluit kunnen voldoen, mits bouwkundige voorzieningen worden getroffen (zoals een doos-in-doos-constructie) of een geluidbegrenzer wordt aangebracht. Voor de Afdeling staat daarmee vast dat het plan niet zal leiden tot een gewijzigde bedrijfsvoering met onaanvaardbare geluidoverlast.
Eemshaven Zuidoost: ABRvS 7 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3624 (hogere waarden) en ECLI:NL:RVS:2018:3623 (bestemmingsplan)
Het bestemmingsplan maakt de tweede fase mogelijk van bedrijventerrein Eemshaven Zuidoost en voorziet o.a. in de vestiging van datacenters. Het terrein gaat deel uitmaken van een bestaand gezoneerd industrieterrein. De begrenzing van het industrieterrein wordt daartoe aangepast. Ook zijn er hogere waarden van 57 dB(A) en 58 dB(A) vastgesteld voor omliggende woningen. Voor die woningen waren in 1993 al hogere waarden vastgesteld van 55 dB(A).
De eigenaren van de woningen waarvoor hogere waarden worden vastgesteld, komen op tegen het bestemmingsplan en het besluit hogere waarden. Zij voeren aan dat de hogere waarden niet hadden mogen worden vastgesteld, omdat het niet mogelijk is om maatregelen aan de woningen te treffen om een binnenwaarde van 35 dB(A) te bereiken.
In het kader van het besluit hogere waarden is de Afdeling snel klaar met dit argument. Uit de systematiek van de Wet geluidhinder volgt namelijk dat het college pas na de vaststelling van hogere waarden een verplichting heeft om gevelisolerende maatregelen te treffen. Het college hoeft daarom geen onderzoek te doen naar die maatregelen voordat het besluit wordt genomen. Of het besluit hogere waarden überhaupt uitvoerbaar is, is dus niet relevant. Althans niet in het kader van dit besluit dat op basis van de Wet geluidhinder wordt genomen.
In het kader van het beroep tegen het bestemmingsplan wil de Afdeling wel deze extra stap zetten. Er moet immers beoordeeld worden of er sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Als de binnenwaarde niet kan worden gehaald zouden appellanten daar een argument hebben. Helaas hebben appellanten hun stellingen niet nader onderbouwd. Ze hebben bijvoorbeeld niet met concrete gegevens onderbouwd dat de geluidwering van hun gevels veel lager is dan de geluidwering van een gemiddelde gevel, of dat aan deze woningen geen maatregelen kunnen worden getroffen die de geluidbelasting met enkele dB verminderen. Door dit gebrek aan munitie komen appellanten in deze procedure dus ook niet veel verder, terwijl de Afdeling bereid was om hun argumenten inhoudelijk te beoordelen.
Windturbinepark Noord-Beveland: ABRvS 14 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3713
Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van vier windturbines op Noord-Beveland. Vlakbij liggen twee vakantieparken. Een paar eigenaren van deze recreatiewoningen voeren aan dat het Activiteitenbesluit in strijd met het gelijkheidsbeginsel onderscheid maakt tussen recreatiewoningen en gewone woningen. Recreatiewoningen zouden dezelfde bescherming moeten krijgen tegen geluidhinder.
De Afdeling oordeelt dat het gebruik van recreatiewoningen als vakantieverblijf door de afwijkende verblijfsduur niet gelijk kan worden gesteld aan bewoning. Daarmee is er een objectief gerechtvaardigd verschil in normstelling, zodat het regelgevend bevoegd gezag zijn beleidsruimte niet heeft overschreden.
Verder oordeelt de Afdeling in lijn met eerdere jurisprudentie dat het niet nodig is om onderzoek te doen naar piekgeluiden bij windturbines. Er is namelijk bewust geen norm voor piekgeluiden van windturbines opgenomen in het Activiteitenbesluit, omdat piekgeluiden bij windturbines niet relevant zijn.
Verkeer
Vredenburghlaan Waddinxveen: ABRvS 21 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3749 (hogere waarden) en ECLI:NL:RVS:2018:3748 (bestemmingsplan)
De Vredenburghlaan wordt nieuw aangelegd. Voor drie woningen worden hogere waarden vastgesteld van 52, 53 en 56 dB(A).
Er is gekozen voor de aanleg van een geluidreducerend wegdek van het type SMA-NL 5 in combinatie met een lagere rijsnelheid op een deel van de Vredenburghlaan. Het college heeft onderbouwd dat de plaatsing van een geluidscherm niet doelmatig is omdat daarmee onvoldoende geluidreductie kan worden behaald. Ook is het toepassen van asfalt van het type SMA-NL 8 G+ niet financieel doelmatig, omdat het extra effect ten opzichte van de gekozen maatregelen gering is.
Appellanten betogen dat de gecumuleerde geluidbelasting te hoog is. Het college onderkent dat een gecumuleerde geluidbelasting van 59 dB op de gevel een matig akoestisch klimaat is, maar stelt dat dit wel aanvaardbaar is in het licht van de Wet geluidhinder. Ook stelt het college dat de toename van de gecumuleerde geluidbelasting vooral het gevolg is van de autonome groei van het autoverkeer. De Afdeling oordeelt dat hiermee voldoende is gemotiveerd dat er geen onaanvaardbare gecumuleerde geluidbelasting optreedt.
Appellanten proberen het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens nog in stelling te brengen. De geluidhinder zou zo ernstig zijn dat er inbreuk wordt gemaakt op het recht van een ieder op respect voor zijn privéleven en zijn woning (artikel 8 lid 1 van het EVRM). De Afdeling verwijst naar een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de mens, waaruit volgt dat dit recht pas kan worden ingeroepen zodra het geluidniveau zodanig hoog is dat het de betrokkene in ernstige mate in zijn gezondheid treft of hem belet in zijn woongenot en zijn privé- of gezinsleven. Zo ernstig is de hinder dan ook weer niet.
De verwijzing die appellanten doen naar het rapport van de WHO van 10 oktober 2018 mag ook niet baten. Dat rapport, waarin nieuwe (strengere) richtlijnen voor geluid worden gegeven, dateert namelijk van na de datum van het bestreden besluit. De Afdeling geeft zichzelf hiermee wat extra bedenktijd in afwachting van een volgende procedure waarin dit geheid opnieuw door iemand wordt aangevoerd. Wie gaat de uitdaging aan?
Handhaving
Onbemande geluidmeting Alphen aan den Rijn: ABRvS 14 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3700
EMR exploiteert een metaalrecyclingbedrijf. Het college heeft een last onder dwangsom opgelegd om overtreding van de in de vergunning voorgeschreven piekniveaus te voorkomen. Het college heeft onbemande geluidmetingen laten uitvoeren om te controleren of aan de last is voldaan. Op twee meetpunten zijn onbemande monitoringsstations geplaatst die continu het geluid hebben opgenomen en gemeten. Deze opnames zijn achteraf beluisterd en geanalyseerd. Het college heeft op basis hiervan gesteld dat er tweemaal een dwangsom van € 5.000,– is verbeurd.
EMR heeft gevraagd om de geluidopname te mogen beluisteren, zodat haar eigen deskundige de bevindingen kan controleren. Het college heeft dit geweigerd, omdat de geluidopname privacygevoelige informatie kan bevatten. De meetapparatuur was namelijk nabij het balkon van een woning geplaatst. We kunnen slechts gissen naar de bijzonderheden van de opname. De Afdeling oordeelt dat EMR desondanks in staat moet worden gesteld om de geluidopname te beluisteren. Door dat niet te doen heeft het college in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel gehandeld.
Daarnaast stelt EMR dat onbemand meten niet is toegestaan volgens de Handleiding meten en rekenen industrielawaai. Onbemand meten zou een ongeschikte methode zijn om overtreding van de last onder dwangsom te constateren. Daar gaat de Afdeling niet in mee. De tekst van de Handleiding verzet zich er niet tegen dat de metingen onbemand worden uitgevoerd. Er moet weliswaar worden vastgesteld door welke gebeurtenis een geluidpiek wordt veroorzaakt, maar dat kan ook anders dan door de directe waarneming van een toezichthouder. Door beluistering en analysering van geluidopnamen kan op een betrouwbare manier worden vastgesteld of de inrichting een piek heeft veroorzaakt. Belangrijk is wel dat er in de nabije omgeving van de inrichting geen andere activiteiten plaatsvinden die gelijksoortige piekgeluiden kunnen veroorzaken. Indien nodig kan met behulp van een controlemeetpunt worden bepaald uit welke richting een geluidpiek is gekomen. Het is niet per definitie nodig om met drie meetpunten te werken, ook al geeft een groter aantal meetpunten meer inzicht in de richting van het geluid. Volgens de Afdeling betekent dit niet dat een meting met twee meetpunten onvoldoende nauwkeurig is om vast te stellen dat een geluidpiek uit de richting van het perceel is gekomen.
Deze beoordeling zal enigszins locatiespecifiek zijn. Ik kan mij voorstellen dat er situaties denkbaar zijn waar wel extra meetpunten nodig zijn om uit te sluiten dat een geluidpiek door andere activiteiten is veroorzaakt.
Om een overtreding te kunnen vaststellen moet er wel worden gemeten ter plaatse van het beoordelingspunt dat in de vergunning van EMR is opgenomen. In dit geval is op een grotere hoogte gemeten, omdat er dan geen rekening hoeft te worden gehouden met gevelreflectie. Het college heeft een correctie van 1 dB toegepast vanwege de grotere meethoogte. Dat is volgens de Afdeling een acceptabele werkwijze.
Nu de meetmethode op zich door de beugel kan, staat het college voor de keuze om de opname aan EMR te verstrekken ter controle. Indien het college de bescherming van de privacy zwaarder vindt wegen, dan zal het college het invorderingsbesluit moeten herroepen. Het is het een of het ander.
APV
Horeca: ABRvS 31 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3501
De burgemeester van Bodegraven-Reeuwijk verleent een exploitatievergunning voor een restaurant en sluit aan bij de algemene openingstijden van de APV. Dat betekent dat het restaurant doordeweeks pas om 1:00 uur ’s nachts hoeft te sluiten en in het weekend om 3:00 uur. De buurman vindt dat 24:00 uur laat genoeg is. Zijn slaapkamer ligt aan de andere kant van het steegje waar alle bezoekers doorheen lopen.
De Afdeling stelt dat de burgemeester wel degelijk de bevoegdheid heeft om af te wijken van de in de APV neergelegde sluitingstijden. De burgemeester moet beoordelen of het geopend zijn van het restaurant na 24:00 nadelige effecten heeft op de woon- en leefsituatie. Dat het geluid van de exploitatie overdag aanvaardbaar is, betekent niet per definitie dat dit geluid ook in de nachtelijke periode aanvaardbaar mag worden geacht. Bovendien heeft de burgemeester tijdens de zitting gezegd dat het ongebruikelijk is dat een restaurant na 24:00 geopend is. Dat betekent dat in de vergunning moet zijn opgenomen dat de exploitatie slechts is toegestaan gedurende de tijden die de burgemeester bij zijn beoordeling als gebruikelijk heeft aangemerkt. Anders zal het nachtelijk geluid apart op aanvaardbaarheid moeten worden getoetst.