Overzicht jurisprudentie dec. 2018 / jan. 2019

Auteur: Daniëlla Nijman, Halsten advocaten

Ruimtelijke ordening

Watersportgebied Rif010: ABRvS 2 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:8

De eerste geluiduitspraak van het jaar gaat over het project Rif010, dat hier al eerder aandacht kreeg. Het project houdt in dat een deel van de Steigersgracht in Rotterdam wordt omgevormd tot een watersportgebied met een kunstmatig rif waar straks kan worden gesurft. Er komt een strandhuis en horeca met een buitenterras.

In de uitspraak van de rechtbank Rotterdam en de tussenuitspraak van de Afdeling is al het nodige gezegd over o.a. het stemgeluid van bezoekers. Daarnaast is de Afdeling al uitgebreid ingegaan op de ruimtelijke aanvaardbaarheid van een dergelijk sportief project naast de kerk en het klooster van de Dominicanen waar ook uitvaarten plaatsvinden. In de tussenuitspraak bepaalde de Afdeling dat er een voorwaarde aan de vergunning moet worden verbonden, om zeker te stellen dat er geen activiteiten in het water plaatsvinden bij aangekondigde uitvaarten. Via een herstelbesluit is dat gedaan.

Een ontwikkelaar komt op tegen de vergunning voor Rif010 omdat daarmee haar plannen voor de bouw van een nieuw woongebouw worden doorkruist. In reactie op het geluidrapport voert zij aan dat er geen rekening is gehouden met het geluid van motoren van rubberboten. Ook is geen rekening gehouden met het geluid van fluitjes die nodig zijn om de veiligheid van deelnemers te waarborgen. De Afdeling oordeelt dat dit niet afdoet aan het feit dat het akoestisch onderzoek is gebaseerd op representatieve uitgangspunten. Het college was niet gehouden om uit te gaan van een worst-case scenario.

Een interessant argument dat wordt aangevoerd, is dat het niet aannemelijk is dat de exploitant van Rif010 een groot evenement zal afgelasten vanwege een uitvaart die kort van tevoren wordt gepland. Misschien is dat wel zo, maar de grootschalige evenementen die mogelijk 12 keer per jaar zullen worden gehouden maken nu geen onderdeel uit van de aanvraag. Die discussie zal dus op een later tijdstip moeten worden gevoerd.

In een eerder stadium van de procedure bleek dat er geluidmaatregelen nodig waren om geluidsoverlast van het buitenterras te voorkomen. Het college koos voor de oplossing om een overkapping te maken. De vergunning werd verleend in strijd met een negatief welstandsadvies. Aanvankelijk was volgens de Afdeling onvoldoende gemotiveerd waarom het college dit negatieve advies naast zich neer had gelegd. Bovendien was er sprake van aantasting van cultuurhistorische waarden. Zou er geen andere maatregel mogelijk zijn? Zoals het aanbrengen van geluidsisolatie aan de gevels van omliggende woningen?

Het standpunt dat het college inneemt is dat een overkapping meer voordelen heeft dan het treffen van isolerende maatregelen. Woningen waar op zich geen overschrijding van de geluidnormen optreedt, hebben namelijk ook voordeel van een overkapping. Daarmee verbetert de situatie voor een groter aantal woningen. De balkons en terrassen van alle omliggende woningen worden geluidarmer en ook passanten en de kerk zullen baat hebben bij de reductie van het stemgeluid dat met een overkapping kan worden bereikt. De Afdeling vindt dat dit een prima argument is om de strijd met de welstandseisen te motiveren.

Met de nodige hobbels en herstelbesluiten ligt er uiteindelijk dus een omgevingsvergunning voor Rif010 die onherroepelijk is. We wachten de vergunning voor de grootschalige evenementen met belangstelling af.

Woningbouw naast industrieterrein DSM Delft: ABRvS 23 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:197

In deze zaak is eerder een tussenuitspraak gewezen die we hier bespraken. DSM is eigenaar van een gezoneerd industrieterrein waarnaast de bouw van 3400 woningen mogelijk wordt gemaakt, deels via een uit te werken bestemming.

Woningen buiten de geluidzone

Naar aanleiding van de tussenuitspraak dient de gemeente een nadere onderbouwing te geven voor de hoogbouw die buiten de zone van het industrieterrein is geprojecteerd. Voor de hogere etages is niet gegarandeerd dat de geluidbelasting onder de 50 dB(A) blijft. De geluidbelasting vanwege het industrieterrein wordt op de zonegrens namelijk gemeten op 5 meter hoogte. Er wordt hoogbouw toegestaan tot een hoogte van 35 meter. Daardoor is niet zeker dat daar aan het niveau van 50 dB(A) kan worden voldaan. Dit is belangrijk omdat dit geluidniveau door de gemeente vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar wordt geacht.

Of beter gezegd: werd geacht. De gemeenteraad heeft dit probleem opgelost door zich op het standpunt te stellen dat buiten de zone van het industrieterrein een geluidbelasting van 55 dB(A) ook aanvaardbaar is. In de planregels is voorgeschreven dat er alleen mag worden gebouwd voor zover de geluidsbelasting op de gevel niet hoger is dan 55 dB(A), tenzij het een dove gevel betreft.

DSM voert aan dat het toch niet zo kan zijn dat woningen buiten de geluidzone minder bescherming toekomt dan binnen de zone. DSM stelt daarnaast in haar bedrijfsvoering te worden beperkt. Zo vreest DSM voor aanscherping van haar vergunningen.

De Afdeling overweegt dat de gemeente bij nader inzien een geluidbelasting van 55 dB(A) aanvaardbaar heeft mogen achten. De Wet geluidhinder staat daar in ieder geval niet aan in de weg, nu de woningen buiten de geluidzone zullen worden gebouwd. Jammer genoeg gaat de uitspraak niet in op de motivering van de gemeente om 55 dB(A) plotseling aanvaardbaar te vinden. Dit komt inhoudelijk niet aan de orde.

DSM heeft volgens de Afdeling niet aannemelijk gemaakt dat zij in haar bedrijfsvoering zal worden beperkt. De gemeente stelt bovendien terecht dat er “planuitvoeringen denkbaar zijn” waarbij DSM niet wordt beperkt. Daarmee is de kous af. Het is immers een uit te werken bestemming, waarbij het criterium is of er planuitvoeringen mogelijk zijn die de eindstreep zullen halen. Als DSM meent dat er voor een planuitvoering wordt gekozen die nu juist nadelig is voor DSM, dan kan DSM te zijner tijd beroep instellen tegen het uitwerkingsplan.

Woningen binnen de geluidzone

Voor 100 woningen die binnen de geluidzone worden gerealiseerd zijn hogere waarden vastgesteld. Het besluit tot vaststelling van die hogere waarden is pas genomen na de vaststelling van het bestemmingsplan. Dat is in strijd met de Wet geluidhinder. Omdat partijen hierdoor echter niet in hun belangen zijn geschaad, passeert de Afdeling dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit is in lijn met vaste jurisprudentie.

Cumulatie

Het akoestisch onderzoek naar de cumulatie van verkeerslawaai en industrielawaai is verbeterd. Aanvankelijk was het manco dat er was uitgegaan van een bepaalde verkaveling, terwijl de planologisch maximale invulling moet worden onderzocht. Enerzijds zijn de planregels aangescherpt zodat die maximale invulling wordt beperkt. Anderzijds is het rapport aangescherpt. De cumulatieve geluidwaarden die uiteindelijk zijn berekend voldoen ruimschoots aan de cumulatieve niveaus die volgens het gemeentelijk beleid nog aanvaardbaar zijn.

Wijzigingsbevoegdheid sportveld Texel: ABRvS 16 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:102

In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waardoor de bestemming Maatschappelijk en Verkeer kan worden gewijzigd in Sport. De wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om het tennispark te kunnen verplaatsen.

Het uitgangspunt is dat een wijzigingsbevoegdheid alleen mag worden opgenomen indien op voorhand vaststaat dat de nieuwe bestemming in beginsel aanvaardbaar is. Daar gaat het mis. Uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidnormen ter plaatse van de woning van appellant worden overschreden. Zou er een geluidsmuur worden geplaatst, dan is er nog steeds een overschrijding van de grenswaarden waaraan in het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden voldaan. Stemgeluid is dan namelijk ook relevant. De gemeente heeft ook niet gemotiveerd waarom er geen rekening hoeft te worden gehouden met een correctie van 5 dB voor impulsgeluid, in dit geval het slaan van een tennisbal.

De maximale planologische mogelijkheden komen ook om de hoek kijken. De gemeente heeft onderzoek gedaan vanuit de gedachte dat het tennispark wordt verplaatst. Maar er zou ook een andere sport kunnen worden beoefend binnen de bestemming Sport. Wat zijn daarvan de geluideffecten?

De raad ziet het niet zitten om dit uitgebreide theoretische onderzoek te doen en wil door. De raad probeer het op te lossen door in de wijzigingsvoorwaarden op te nemen dat aangetoond moet worden dat de wijziging haalbaar is. Ook moet het college de raad betrekken bij de vaststelling van een wijzigingsplan. Is dit voldoende?

De Afdeling oordeelt dat het niet mogelijk is om de planologische beoordeling op deze manier naar de toekomst te verschuiven. Die beoordeling moet nu worden gemaakt. De raad heeft die beoordeling niet volledig gemaakt of in ieder geval niet inzichtelijk gemaakt. Daarmee gaat er een streep door de wijzigingsbevoegdheid.

De gedachte achter de Omgevingswet is dat het wenselijk is om de onderzoeksverplichting door te schuiven naar het moment dat een plan feitelijk wordt gerealiseerd. Dan is immers ook duidelijk wat de concrete invulling gaat zijn. De Afdeling toetst echter gewoon aan de lijn zoals die tot nu toe wordt gehanteerd en geeft ook geen blijk van een versoepeling op dat punt met de Omgevingswet in aantocht. Gemeenten die willen anticiperen op de Omgevingswet zullen dat dus via de officiële weg moeten doen en bijvoorbeeld een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte opstellen.

Ligplaatsen Amsterdam Boats: ABRvS 16 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:80

Amsterdam Boats beschikt op een locatie aan de Borneosteiger al over twee ligplaatsen. Amsterdam Boats heeft een bouwvergunning aangevraagd om vier aanlegsteigers bij te bouwen zodat er ruimte ontstaat voor in totaal zeven ligplaatsen voor passagiersvaartuigen. Het college verleent een omgevingsvergunning voor de bouw van de steigers en voor planologisch strijdig gebruik.

De zaak komt bij de rechtbank terecht omdat een omwonende beroep instelt vanwege de te verwachten geluidsoverlast. Het akoestisch rapport speelt vervolgens een belangrijke rol. In het rapport staat namelijk dat de vaarbewegingen akoestisch relevant zijn en dat alle vaarbewegingen plaatsvinden tussen 7:00 en 23:00 uur. Het college is van die tijden uitgegaan bij het verlenen van de vergunning. De rechtbank oordeelt in de tussenuitspraak dat in de voorschriften van de omgevingsvergunning moeten worden opgenomen tussen welke tijdstippen vaarbewegingen zijn toegestaan.

Het college neemt een herstelbesluit en maakt daarbij onderscheid tussen het uitvaren en binnenvaren. Het uitvaren wordt alleen toegestaan tussen 7:00 en 23:00 uur. Het binnenvaren wordt te allen tijde toegestaan. De rechtbank oordeelt echter dat het college hiermee afwijkt van de oorspronkelijke aanvraag, waarin geen vaarbewegingen na 23:00 zijn toegestaan. De rechtbank voorziet zelf in de zaak door te bepalen dat alle vaarbewegingen uitsluitend zijn toegestaan tussen 7:00 en 23:00 uur.

Dan komt de zaak in hoger beroep bij de Afdeling terecht. De omwonende voert een aantal spitsvondige argumenten aan, maar dat mag hem niet baten. De geluidsbelasting is op zijn woning namelijk relatief gering en blijft met 29 dB(A) in de dagperiode en 31 dB(A) in de avondperiode ruimschoots onder de richtwaarden van de Handreiking van 50 dB(A) en 45 dB(A) voor een woonwijk in de stad.

Vervolgens wordt het hoger beroep van Amsterdam Boats behandeld. Amsterdam Boats is namelijk niet blij met de uitspraak van de rechtbank, waardoor het binnenvaren na 23:00 uur ’s avonds alsnog niet is vergund. Amsterdam Boats stelt dat op het aanvraagformulier geen beperking in tijden is opgenomen. Daarnaast stelt zij dat de vaarbewegingen in de nachtperiode prima te vergunnen zijn. Omdat de geluidbelasting ver onder de richtwaarden van de Handreiking blijft zijn de nachtelijke vaarbewegingen volgens Amsterdam Boats aanvaardbaar.

De uitkomst is enigszins onbevredigend. De Afdeling onderkent namelijk dat de nachtelijke vaarbewegingen vergunbaar zouden zijn. Maar volgens de Afdeling zou het college daarmee de grondslag van de aanvraag verlaten. De Afdeling vindt dat de uitgangspunten van het akoestisch rapport bepalend zijn voor de inhoud van de aanvraag. Het rapport is namelijk onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing die bij de aanvraag hoort. En aangezien in het aanvraagformulier niet expliciet is aangegeven dat Amsterdam Boats een aanvraag doet om te allen tijde de ligplaatsen in en uit te mogen varen, zijn de uitgangspunten van het akoestisch rapport bepalend.

Kortom, er ligt geen aanvraag voor de nachtperiode. Dus kan Amsterdam Boats daar ook geen aanspraak op maken via deze procedure, ook al zou de geluidbelasting prima aanvaardbaar zijn. De oplossing? Een nieuwe aanvraag voor de nachtperiode lijkt mij…

NB: Het is van belang om te signaleren dat de Afdeling op deze manier invulling kan geven aan een globaal geformuleerde aanvraag. Bijzonder is dat in dit geval de beperking in activiteiten niet nodig is om het akoestisch inpasbaar te maken. Oplettendheid is dus geboden op het moment dat het akoestisch onderzoek met een beperkte opdracht is uitgevoerd. Als het niet de bedoeling is om de activiteiten daartoe te beperken zal dat uit de aanvraag duidelijk moeten blijken.

Handhaving

Dwangsom snookercentrum: ABRvS 16 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:79

Het college van Den Haag heeft een last onder dwangsom opgelegd aan het snookercentrum. Na controle door de omgevingsdienst blijkt dat de geluidnormen in een aanpandige woning worden overschreden. Het snookercentrum komt op tegen de invordering van de dwangsom van € 2.000,–.

Volgens het snookercentrum is het niet aannemelijk dat de geluidnormen zijn overschreden. Recent zijn er nog isolerende plafondplaten aangebracht waar volgens de fabrikant geen geluid doorheen komt. Bovendien zijn de klachten telkens afkomstig van dezelfde persoon, terwijl de andere bewoners zeggen geen geluidsoverlast te ondervinden. De piekgeluiden die zijn gemeten moeten daarom wel afkomstig zijn van externe bronnen.

Helaas voor het snookercentrum slagen deze argumenten niet. Eén klagende buurman is voldoende. De geluidsdeskundigen die door het snookercentrum zijn ingeschakeld meten weliswaar lagere geluidniveaus op andere tijdstippen, maar daarmee worden de bevindingen van de omgevingsdienst niet weerlegd. De deskundige van het snookercentrum is bovendien in staat gesteld om de geluidopnames te beluisteren en zo te controleren hoe de piekgeluiden zijn gefilterd. Ondanks de nuances die door deze deskundige worden aangebracht is de conclusie dat de bevindingen van de omgevingsdienst onvoldoende kunnen worden weerlegd. Betalen dus.

Procedureel

Decibel Outdoor: ABRvS 27 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4279

Wanneer is iemand belanghebbende en kan iemand bezwaar en beroep instellen? Deze vraag komt veelvuldig aan de orde bij evenementen. Vorige maand bespraken we al de uitspraak van Amsterdam Open Air, waarbij de Afdeling een verduidelijking gaf van het criterium “gevolgen van enige betekenis”. De Afdeling doet dat nu nog een keer voor het festival Decibel Outdoor, een festival dat jaarlijks op het terrein van Beekse Bergen plaatsvindt.

Hoe zit het nu precies? Als je “rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt” dan ben je in beginsel belanghebbende bij het besluit, zoals hier de evenementenvergunning. Het criterium “gevolgen van enige betekenis” dient als correctie op dat uitgangspunt. Zijn er geen gevolgen van enige betekenis, dan ben je geen belanghebbende. Het kan zo zijn dat de feitelijke gevolgen wel zijn vast te stellen (hoorbaar geluid), maar dat de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie dermate gering zijn dat een persoonlijk belang ontbreekt. De Afdeling zegt daarbij rekening te houden met de factoren afstand, zicht, planologische uitstraling en milieugevolgen, zo nodig in onderlinge samenhang bezien. Ook kunnen de aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen van belang zijn.

Tot zover de theorie. De appellant die opkomt tegen de evenementenvergunning van Decibel Outdoor woont op een afstand van ongeveer 7 km van het festivalterrein. Dat is een relatief grote afstand. Uit geluidsonderzoek dat is uitgevoerd tijdens de editie van 2016 volgt dat de muziek bij de woning van appellant goed hoorbaar is. De dreun ook. De gemeten geluidniveaus lagen ter plaatse van haar woning rond de 49 dB(A) en 73,5 dB(C).

De exploitant van het festival stelt dat het geluid van het evenement bij haar woning niet boven het omgevingsgeluid uitkomt. De exploitant baseert zich op algemene gegevens van het RIVM. Dat mag hem niet baten. Ten eerste omdat die gegevens niet zijn bedoeld om te worden gebruikt in het kader van normtoetsing. Ten tweede omdat het achtergrondgeluid wordt bepaald door auto’s op de provinciale weg en dat omgevingsgeluid in de avonduren en weekenden minder zal zijn. En juist dan knalt Decibel Outdoor uit de speakers.

Voor de Afdeling genoeg redenen om ook deze appellant als belanghebbende aan te merken. Net als enkele andere omwonenden waar de geluidniveaus rond de 50 dB(A) en 70 dB(C) liggen met uitschieters naar 60 dB(A) en 80 dB(C). Zij zijn allemaal ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De Afdeling verwijst de zaak terug naar de rechtbank zodat er eindelijk een inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden kan plaatsvinden.