Auteur: Daniëlla Nijman, Halsten advocaten
Een selectie van de uitspraken die van 24 juni tot en met 15 juli 2020 zijn gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Handhaving
Autorally- en motorcrosscircuit Valkenswaard: ABRvS 1 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1542
Het circuit in Valkenswaard blijft een bron van juridische procedures. Ik schreef hier eerder over in oktober 2018, toen de Afdeling bepaalde dat het college een aantal zaken opnieuw – en nu beter – moest bekijken. Het nieuwe besluit ligt nu ter beoordeling voor en…spoiler alert: gaat onderuit.
Het is een verschijnsel dat zich vaker voordoet: als het gaat om prestigieuze projecten en grote belangen, is het niet sexy om handhavend op te treden. Omwonenden die verzoeken om handhaving hebben een boel hordes te nemen om succes te behalen. Ondertussen probeert het bevoegd gezag niet zelden om de overtreding ondertussen te legaliseren.
Loop van het circuit
Zo ook hier. De loop van de baan van het circuit is gewijzigd en is dichterbij appellanten komen te liggen. Hiervoor is (nog) geen omgevingsvergunning milieu verleend. Niettemin weigert het college om handhavend op te treden, omdat er sprake zou zijn van concreet zicht op legalisering. De Afdeling roept de vaste jurisprudentie in herinnering: als het gaat om een omgevingsvergunning milieu kan er pas sprake zijn van concreet zicht op legalisering indien er een ontvankelijke aanvraag is ingediend ter legalisering van de illegale activiteit. Dat was hier ten tijde van het bestreden besluit niet het geval. Op zich is het beroep dus gegrond. Helaas voor appellanten is de omgevingsvergunning in de tussentijd wel verleend, waardoor de rechtsgevolgen van het besluit in stand blijven. Een pyrrusoverwinning dus.
Openingstijden
Het volgende punt dat aan de orde komt betreft de openingstijden. Op basis van de vergunningsvoorschriften mag het circuit niet langer dan 8 uur per week open zijn. Er is een uitzondering voor drie weekenden per jaar met het oog op te houden wedstrijden. De Dakar pre-proloog is geen wedstrijd, terwijl het circuit in 2018 tijdens de pre-proloog wel meer dan 8 uur was opengesteld. Een overtreding die roept om handhavend optreden, stellen de omwonenden.
Inmiddels is het 2020 en vindt de Dakar pre-proloog al niet meer plaats op het circuit in Valkenswaard. Volgens het college maakt het daarom niet uit of de vergunningsvoorschriften zijn overschreden in 2018, de Dakar pre-proloog wordt daar toch niet meer gereden. Daarmee gaat het college te kort door de bocht. Overtreding van de vergunningsvoorschriften kan immers ook op andere momenten dan bij de Dakar pre-proloog plaatsvinden. Kortom, dit is geen reden om af te zien van handhavend optreden.
Geluidmetingen
Hoe zit met het met de geluidvoorschriften? Appellanten stellen dat er ten onrechte geen overtredingen van de geluidvoorschriften zijn geconstateerd en dat de uitgevoerde metingen onzorgvuldig zijn. In 2016 was er namelijk nog wel sprake van overschrijdingen. Appellanten betogen dat het niet aannemelijk is dat er in 2018 geen overschrijding was, terwijl er in feite hetzelfde evenement plaatsvond.
De Afdeling ziet echter geen aanleiding om te twijfelen aan de meetresultaten. Dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau tijdens de Dakar pre-proloog in 2016 wel hoger was dan toegestaan, daargelaten of dat zo is, wil niet zeggen dat het in 2018 ook zo was. De precieze invulling van de dag en uitvoering van de activiteiten per jaar kan enigszins verschillen. Appellanten hadden ook graag gezien dat de maximale geluidniveaus waren gemeten en beoordeeld, maar daartoe was het college niet verplicht. De vergunning bevat namelijk geen voorschriften voor de maximale geluidniveaus.
Strijd bestemmingsplan
De omwonenden hebben nog een andere stok om mee te slaan, omdat het circuit deels in strijd met het bestemmingsplan is uitgebreid. De gemeente had een bestemmingsplan in procedure gebracht om dit te legaliseren, maar het ontwerpbestemmingsplan is eind 2019 ingetrokken vanwege de stikstofproblematiek. Het is niet zeker of de activiteiten die het bestemmingsplan toestaan niet teveel stikstofdepositie op het nabijgelegen Natura 2000-gebied zullen veroorzaken. Als duidelijk is dat het ontwerpbestemmingsplan geen rechtskracht zal verkrijgen, is er ook geen concreet zicht op legalisatie.
Dan wordt het nog een stukje erger. Het college moet namelijk wel vaststellen of het ontwerpbestemmingsplan de activiteiten daadwerkelijk legaliseert. Doel van het ontwerpbestemmingsplan is om het aantal uren dat gecrost mag worden te beperken tot 8 uur per week. Maar hoeveel uur per week wordt er daadwerkelijk gecrost? Volgens de omwonenden meer dan 8 uur per week. Het bevoegd gezag heeft dit willen controleren door in december 2018 een controlesysteem te installeren dat dagelijkse metingen uitvoert. Hiervoor gebruikt het college een systeem dat werkt op zonne-energie. Nu ben ik een leek, maar toch niet verbaasd dat aan het einde van de maand bleek dat het systeem de helft van de maand niet heeft gewerkt omdat er te weinig zon was. Niettemin concludeert het college op basis van de wel beschikbare data dat er geen sprake is van een overtreding.
Dat kan volgens de Afdeling niet. Vindt je als bevoegd gezag dat je een maand lang dagelijkse metingen moet uitvoeren, dan is vereist dat het aantal controles representatief is en dat de wijze van toezichthouden deugdelijke is. Simpel gezegd: je moet een systeem kiezen dat functioneert.
Door op deze manier te werk te gaan, heeft het college niet kunnen vaststellen hoeveel uren per week er wordt gecrost en of een bestemmingsplan dat voorziet in 8 uur crossen per week voldoende is om alle activiteiten te legaliseren.
Voor wie zich afvraagt waarom de grens op 8 uur per week ligt: dit bepaalt of de inrichting een grote lawaaimaker is of niet. Zodra er meer dan 8 uur per week mag worden gecrost moet er een geluidzone worden vastgesteld.
Ik ben benieuwd hoe dit verder gaat lopen. Het college moet opnieuw een nieuw besluit nemen. De Afdeling heeft opnieuw bepaald dat daarna het rondje rechtbank mag worden overgeslagen en de partij die het er niet mee eens is zich weer rechtstreeks tot de Afdeling mag wenden. We gaan het zien. Tot 2022?
Ingebruikname (verlengde) Vosdonksweg Rucphen: ABRvS 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1570
In 2013 is het bestemmingsplan “Kom St. Willebrord, Verlengde Vosdonkseweg” vastgesteld. Dat plan voorziet in de aanleg van een verbindingsweg tussen de Noorderstraat en de Kozijnenhoek. Deze Verlengde Vosdonkseweg mag volgens de planregels alleen in gebruik worden genomen voor autoverkeer indien ter plaatse van de aanduiding ‘geluidscherm’ een geluidswerende voorziening is gerealiseerd die de geluidsbelasting ten gevolge van de weg op de gevel van de woning van appellant beperkt tot ten hoogste 48 dB.
Dat is een mooie voorwaardelijke verplichting. Appellant verzoekt om handhavend optreden, omdat de geluidbelasting volgens hem 49 dB bedraagt. Het akoestisch onderzoek dat de gemeente hanteert voldoet volgens hem niet. Te elfder ure weet hij dat te onderbouwen met een rapport van de NSG. Omdat hij dat rapport had aangekondigd en de inhoud ondersteunt wat hij al had betoogt, staat de goede procesorde er niet aan in de weg dat het rapport van de NSG wordt betrokken in de procedure.
De argumenten van appellant snijden hout. Zo is de adviseur van de gemeente ten onrechte uitgegaan van de verkeersintensiteiten behorende bij de periode 2014-2024. Dat was zinvol in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan, toen het nog de verwachting was dat de Verlengde Vosdonkseweg in 2014 zou worden opgeleverd. Dat is 2018 geworden. In deze handhavingszaak moet daarom worden gekeken naar de periode 2018-2028. Dat leidt onder andere tot hogere verkeersintensiteiten.
Appellant stelt ook dat het autoverkeer de maximumsnelheid van 50 km/uur stelselmatig aan de laars lapt. De gemeente meent dat met de maximumsnelheid gerekend mag worden. De Afdeling toetst aan het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 (RMG 2012). Op basis daarvan mag de maximumsnelheid inderdaad representatief worden geacht, tenzij wordt aangetoond dat de wettelijke snelheid niet overeen komt met de gemiddelde snelheid op het wegvak. Dat bewijs heeft hij geleverd. Inmiddels staat niet meer ter discussie dat de daadwerkelijke gemiddelde snelheid 60 km/uur bedraagt. Daarbij is volgens appellant het aandeel vrachtverkeer een stuk hoger dan waar de gemeente mee rekent.
Al met al maakt deze cocktail aan ingrediënten net het verschil tussen 48 en 49 dB. De Afdeling stelt appellant in het gelijk. Het college moet een nieuw besluit nemen op basis van actueel akoestisch onderzoek. De uitkomst staat nog niet vast, omdat het college op basis van de correcte uitgangspunten moet beoordelen of de hogere snelheid effect heeft op de geluidbelasting. Dat klinkt enigszins cryptisch, maar het lijkt erop dat de conclusies van de NSG ook niet 100% worden gevolgd. Het huiswerk moet zorgvuldig opnieuw, waarna de knoop definitief moet worden doorgehakt. Ofwel het voldoet net, of er moeten toch aanvullende geluidwerende voorzieningen worden getroffen voordat de weg weer in gebruik mag worden genomen.
Ruimtelijke ordening
Aannemingsbedrijf Vroomshoop: ABRvS 15 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1683
Het college heeft een omgevingsvergunning verleend aan het aannemingsbedrijf voor de bouw van een bedrijfshal/werkplaats met overkappingen, een geluidscherm, een weegbrug en de bouw van een blokkenwand. De omgevingsvergunning ziet op de activiteiten bouwen, milieu en de beperkte milieutoets. Tegelijkertijd wordt een bestemmingsplan vastgesteld waarin deze activiteiten zijn geregeld. Alle besluiten zijn gecoördineerd in procedure gebracht.
Het bedrijf is gespecialiseerd in sloop-, bouw- en infrawerken. Er vindt onderhoud en reparatie plaats van motorvoertuigen, werktuigen, machines en materiaal. Het gaat om een bedrijf type C waarvoor een omgevingsvergunning milieu vereist is. Dat betekent dat de geluidhinder beoordeeld moet worden in het kader van de vergunningverlening en daarbij o.a. geluidsvoorschriften moeten worden opgenomen. De geluidregels van het Activiteitenbesluit zijn niet op dit bedrijf van toepassing.
Normstelling bestemmingsplan
Appellant vindt dat het college deze systematiek doorkruist door in het bestemmingsplan te regelen dat het bedrijf moet voldoen aan de in een tabel opgenomen geluidnormen, die gelijk zijn aan de normen van het Activiteitenbesluit. Volgens appellant had het college een specifieke beoordeling moeten maken.
De Afdeling oordeelt dat het college bij de normen van het Activiteitenbesluit heeft mogen aansluiten. Deze geluidnormen bieden een aanvaardbaar beschermingsniveau, waarbij men ervan uit mag gaan dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Er is geen reden om deze geluidnormen niet op een type C bedrijf toe te passen. Geluid is immers geluid, zal de Afdeling denken. Het maakt niet uit welk type bedrijf het geluid veroorzaakt. De Afdeling betrekt daarbij wel dat er sprake is van gemengd gebied. Dat is een belangrijke toevoeging, omdat de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening in een rustige woonwijk of landelijk gebied in beginsel een strengere geluidnorm voorschrijft. Die situatie doet zich hier niet voor.
De planregels bepalen bovendien dat de geluidnormen met 5 dB verhoogd mogen worden middels een maatwerkvoorschrift. Dat vindt appellant te gortig. Gelukkig voor hem vraagt het college de Afdeling om dit voorschrift te schrappen. Kennelijk vindt de raad dit bij nader inzien ook een onwenselijke bepaling.
Beoordeling indirecte hinder
Dan is er nog de vraag hoe om te gaan met de indirecte hinder van de verkeersbewegingen buiten de inrichting. Zoals te doen gebruikelijk toetst het bevoegd gezag aan de zogeheten schrikkel-circulaire. De voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) wordt echter overschreden. Er treden geluidniveaus op van 51,9 en 52,1 dB(A). Deze overschrijdingen heeft de gemeente terecht als acceptabel gekwalificeerd. Het gaat namelijk om beperkte overschrijdingen in de dagperiode, die ver onder de maximale grenswaarde van 65 dB(A) blijven.
Ook cumulatief is er weinig aan de hand. Het wegverkeersgeluid van de doorgaande weg blijkt dominant, zodat het geluid van het bedrijf niet relevant is voor de cumulatieve geluidhinder. De toename van de cumulatieve geluidbelasting met 0,6 dB tot 61,7 dB vindt de Afdeling niet zodanig dat dit een relevante invloed op de hoogte en aanvaardbaarheid van de cumulatieve geluidbelasting heeft.
Kinderdagverblijf Valkenswaard: ABRvS 24 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1481
Even een korte opfrisser over de standaard overwegingen die de Afdeling hanteert als het over de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering gaat.
De gemeente heeft vergunning verleend voor een kinderdagverblijf in een voormalige varkensstal. De afstand tot het perceel van de appellerende omwonende is zeker 40 meter. De aan te houden richtafstand op basis van de VNG-brochure is 20 meter. Daar wordt ruimschoots aan voldaan. Dat betekent dat de gemeente er in beginsel vanuit mag gaan dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en een akoestisch onderzoek niet nodig is.
De eindconclusie is daarmee nog niet in beton gegoten, maar de consequentie is wel dat de bewijslast voor het tegendeel verschuift naar de appellant. Die zal dan bijzondere feiten en omstandigheden moeten aanvoeren om te onderbouwen waarom er niettemin gegronde vrees is voor geluidhinder.
Deze omwonende voert aan dat de wind meestal uit het westen komt, waardoor er in zijn situatie sprake is van meer geluidoverlast. Die vlieger gaat niet op. Dit is een omstandigheid die zo vaak voorkomt in Nederland, dat daarmee moet worden geacht rekening te zijn gehouden bij de totstandkoming van de in de VNG-brochure gehanteerde richtafstanden.
Verkeer
Aanpassing N243 Alkmaar: ABRvS 24 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1498
Ik schreef er al vaker over: een akoestisch onderzoek dat voor een bestemmingsplan wordt opgesteld, moet zijn gebaseerd op de maximale planologische mogelijkheden. De concreet beoogde invulling is van ondergeschikt belang.
Het bestemmingsplan in kwestie maakt een wijziging van de N243 mogelijk.. De weg wordt op sommige plekken verbreed, kruispunten worden vervangen door rotondes en op sommige plekken wordt stil asfalt aangelegd. De gemeente weet al hoe ze dit wil gaan uitvoeren en heeft een wegontwerp gemaakt. Aan de hand van dit wegontwerp is het akoestisch onderzoek uitgevoerd. De conclusie is dat de geluidbelasting op de woning van appellant met minder dan 2 dB toeneemt. Van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder is daarom geen sprake en er zijn geen geluidmaatregelen nodig.
De bewoner in kwestie neemt hier geen genoegen mee. Het bestemmingsplan laat namelijk ook ruimte voor hele andere invullingen. Er staat niets in de weg aan een wegontwerp waarbij de weg rakelings langs haar woning komt te lopen. En het is fijn dat de raad uitgaat van de aanleg van stil asfalt, maar dat is in de planregels niet verplicht gesteld. In het meest ongunstige scenario zou de geluidbelasting kunnen toenemen met 6 dB.
De bewoner krijgt op dit punt volledig gelijk. Het akoestisch onderzoek had ook rekening moeten houden met een andere ligging van de weg. De aanleg van stil asfalt had buiten beschouwing moeten worden gelaten, zolang er bijvoorbeeld geen voorwaardelijke verplichting van die strekking is opgenomen in de planregels. De toezegging van de gemeenteraad is op dit punt niet voldoende, nu het college wegbeheerder is.
U zult zich mogelijk afvragen waarom die toezegging niet voldoende is. Het is namelijk vaste jurisprudentie dat de aanleg van stil asfalt of de bouw van geluidschermen niet in een voorwaardelijke verplichting hoeft te worden vastgelegd, indien het overheidsorgaan een duidelijke toezegging heeft gedaan. Het verschil zit erin dat het hier niet gaat om het enkele uitvoeren van noodzakelijke maatregelen, maar om de beoordeling of die maatregelen überhaupt noodzakelijk zijn. In deze casus moet namelijk eerst nog worden vastgesteld of er sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder en de geluidbelasting met meer dan 2 dB toeneemt. Door op basis van enkele toezeggingen de aanname te doen dat er stil asfalt zal worden aangelegd, slaat het akoestisch bureau een stap over.
De Afdeling kiest voor een pragmatische oplossing. De bestuursrechter voorziet zelf in de zaak, door een planregel op te nemen waarmee de uitvoering van het specifieke wegontwerp en de aanleg van stil asfalt dwingend wordt voorgeschreven. Partijen hadden al aangegeven zich in die oplossing te kunnen vinden.
Procesrecht
Vergoeding kosten deskundigen: ABRvS 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1579
In de hiervoor beschreven zaak over de Verlengde Vosdonkseweg werden de kosten van het geluidrapport netjes vergoed. Het inschakelen van een deskundige was zinvol en droeg bij aan de gegrondverklaring van het beroep van appellant.
Dat het beroep gegrond wordt verklaard, betekent niet dat alle deskundigenkosten automatisch voor vergoeding in aanmerking komen. Het deskundigenrapport moet wel hebben bijgedragen aan die gegrondverklaring. Is het beroep ongegrond, dan volgt er geen vergoeding. Wordt het beroep om hele andere redenen gegrond verklaard, dan kan die vergoeding ook achterwege blijven. Slaagt het beroep bijvoorbeeld op het punt van geur terwijl er kosten zijn gemaakt voor een akoestisch rapport? Dan blijven de kosten van de geluidsdeskundige voor eigen rekening.
Woontoren Fibonacci Amsterdam: ABRvS 1 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1525
Een klassieke situatie. Omwonenden zien het niet zitten dat vlakbij de hoge woontoren Fibonacci verrijst. Zij voeren aan dat ter plaatse van de nieuw te bouwen appartementen niet aan de geluidnormen wordt voldaan. Daarmee komen zij op voor de belangen van de toekomstige bewoners. Het zogeheten relativiteitsvereiste houdt in dat appellanten zich niet kunnen beroepen op de schending van normen die kennelijk niet strekken tot bescherming van hun belangen. De Afdeling laat die beroepsgrond daarom buiten beschouwing.
Appellanten gooien het vervolgens over een andere boeg. Zij stellen dat de woontoren leidt tot een toename van geluidreflectie op hun eigen woningen. Maar dat argument komt te laat. Op deze procedure is namelijk de Crisis- en herstelwet van toepassing. Dat heeft tot gevolg dat alle beroepsgronden binnen de beroepstermijn van zes weken moeten worden aangevoerd. Pro forma beroep instellen is daarom geen optie. Alle beroepsgronden moeten direct worden genoemd. Later nog iets nieuws bedenken heeft – helaas voor deze omwonenden – geen zin.