Auteur: Daniëlla Nijman, Halsten law firm
Een selectie uit de grote hoeveelheid uitspraken van de afgelopen maand:
Activiteitenbesluit
Stemgeluid zorginstelling: ABRvS 28 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3880
In Bergen op Zoom is een praktijk voor geestelijke gezondheidszorg gevestigd. Gedurende drie dagdelen per week wordt een groepje van 8 tot 15 kinderen behandeld in de leeftijd van 5 tot 15 jaar oud. De kinderen moeten op andere dagen naar school.
Omwonenden hebben een handhavingsverzoek ingediend wegens geluidsoverlast. Volgens de gemeente voldoet de inrichting aan het Activiteitenbesluit. Dit is onderbouwd met een geluidrapport. Uit de contra-expertise van de omwonenden volgt een aanzienlijk hogere geluidbelasting. Het verschil zit erin dat de gemeente het stemgeluid van kinderen buiten beschouwing heeft gelaten.
De vraag is nu: Kan het stemgeluid van kinderen buiten beschouwing worden gelaten als er geen sprake is van een school of kinderdagverblijf?
Het Activiteitenbesluit bevat twee uitzonderingen op de geluidnormen. Er is een specifieke uitzondering voor het stemgeluid van kinderen op een onverwarmd of onoverdekt terrein dat onderdeel is van een instelling voor kinderopvang. Daarnaast is er de algemene uitzondering voor het stemgeluid van personen op een onverwarmd en onoverdekt terrein dat onderdeel is van de inrichting, tenzij sprake is van een binnenterrein.
Stel dat er geen sprake is van kinderopvang, mag je dan terugvallen op de algemene uitzondering? Ja. De Afdeling oordeelt dat kinderen ook personen zijn. Stemgeluid van kinderen kun je dus ook via de algemene uitzondering buiten beschouwing laten.
Wat is dan nog het nut van die specifieke uitzondering? Er zit wel een verschil in de formulering. Zo maakt het bij de kinderopvang niet uit of er sprake is van een binnenterrein. Ook ziet die formulering op een onverwarmd of onoverdekt terrein. De algemene uitzondering ziet alleen op een onverwarmd en onoverdekt terrein. Daardoor zal de algemene uitzondering niet in alle situaties bruikbaar zijn als vangnet.
Ruimtelijke ordening
Evenementenregeling Castellum (deel 2): ABRvS 19 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4166
Het Castellum is een nagebouwd Romeins fort in de wijk Leidsche Rijn in Utrecht. In het bestemmingplan is een evenementenregeling opgenomen. Het is de bedoeling dat er regelmatig evenementen zullen plaatsvinden in het Castellum. Daarbij is in het bestemmingsplan onderscheid gemaakt tussen kleine, middelgrote en grote evenementen.
De zaak is eerder aan de orde geweest bij de Afdeling. De Afdeling oordeelde dat de evenementenregeling niet goed in elkaar zat en paste de bestuurlijke lus toe. De tussenuitspraak bespraken we hier. Inmiddels is het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld en voorzien van een aanvullende onderbouwing. De Afdeling heeft zich nu uitgelaten over het verbeterde bestemmingsplan.
Een punt van kritiek was dat er op 37 dagen per jaar een geluidniveau van 47 dB(A) of hoger zou optreden op de gevels van omliggende woningen. Hoewel het Activiteitenbesluit niet van toepassing is, zou dat wel betekenen dat er 37 avonden per jaar een geluidniveau zou optreden dat hoger is dan het Activiteitenbesluit zou toelaten. De aanvaardbaarheid daarvan was niet goed onderbouwd. De gemeente Utrecht is aan deze kritiek tegemoet gekomen door voor de 25 evenementdagen in de lichte categorie A het toegestane geluidniveau te verlagen van 47 dB(A) naar 45 dB(A) met een maximum van 15 avonden per jaar. Daarvan kan de gemeente met recht stellen dat die geluidniveaus acceptabel zijn. Op de begane grond zal het geluidimmissieniveau 43 dB(A) zijn. Een dergelijk geluidniveau is gelijk aan het omgevingsgeluidniveau dat verwacht mag worden in deze omgeving in de dag- en nachtperiode.
Op 12 evenementdagen is een hogere geluidbelasting toegestaan voor de evenementen in categorie B en C. In de tussenuitspraak oordeelde de Afdeling dat niet goed was gemotiveerd hoe dit zich verhoudt tot het restrictieve beleid voor evenementen binnen inrichtingen. Daarvoor is het maximale aantal incidentele festiviteiten namelijk beperkt tot twee per jaar. De gemeente heeft goed kunnen uitleggen dat dit beleid ertoe dient om in horecaconcentratiegebieden de cumulatieve geluidhinder te beperken. Het Castellum ligt niet in een horecaconcentratiegebied.
Ingevolge de tussenuitspraak zijn daarnaast normen in de planregels opgenomen voor de maximale geluidniveaus in dB(C). Door deze normstelling wordt gewaarborgd dat er niet meer basgeluid wordt weergegeven dan op basis van het standaard popmuziekspectrum mogelijk is. Een dance-event zou dus niet passen binnen de aangepaste regels van het bestemmingsplan.
Met deze aanpassingen kan het bestemmingsplan alsnog de toets der kritiek doorstaan.
Huisvesting arbeidsmigranten industrieterrein Waalwijk: ABRvS 12 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4056
Het college heeft een omgevingsvergunning verleend voor de huisvesting van arbeidsmigranten op het gezoneerde industrieterrein Haven Waalwijk. Het gaat om een tijdelijke omgevingsvergunning voor een periode van tien jaar, die met de kruimelregeling is vergund (artikel 4 lid 9 van bijlage II Bor).
De drie appellanten zijn eigenaar en/of exploitant van een bedrijfsperceel op hetzelfde industrieterrein. Zij vrezen dat de huisvesting van arbeidsmigranten in de toekomst zal worden aangegrepen om een vergunning voor uitbreiding van de bedrijfsvoering te weigeren.
Uit akoestisch onderzoek blijkt dat er een acceptabel woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd, na enige bouwkundige aanpassingen aan de woonunits. De uitspraak vermeldt helaas niet hoe hoog de geluidbelasting op de woonunits zal zijn (terwijl dat nu juist relevante informatie is om een lijn in de jurisprudentie te kunnen ontwaren).
Dat acceptabele woon- en leefklimaat is de opmaat voor de Afdeling om te stellen dat er dus geen belemmering is in de bedrijfsvoering. Ook is er geen reden om aan te nemen dat dit in de toekomst anders zal zijn als een van de bedrijven wil uitbreiden. Het industrieterrein kent namelijk een systeem van geluidruimteverdeling. Ter plaatse van de tijdelijke woonunits is het industrieterrein akoestisch vol. Weliswaar is er nog een restant niet toegekende geluidruimte van enkele tienden van dB’s over, maar een eventuele verdeling van die zeer geringe geluidruimte kan er niet toe leiden dat het woon- en leefklimaat van de arbeidsmigranten relevant verslechtert. En dus zal dat geen overweging zijn om een vergunning voor uitbreiding te weigeren.
De Afdeling wijst er daarnaast op dat appellant geen concrete uitbreidingsplannen voorziet voor de komende tien jaar waarvoor de omgevingsvergunning is verleend. Het is vaste jurisprudentie dat uitbreidingsplannen alleen een rol kunnen spelen in de belangenafweging als die er ook daadwerkelijk zijn.
Verkeerstoename Koningsoord Berkel-Enschot: ABRvS 5 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3967
Het bestemmingsplan biedt een planologische grondslag voor een nieuw winkelcentrum en 800 woningen. Appellant woont op een afstand van 780 meter van het plangebied. Als gevolg van het plan nemen de verkeersbewegingen langs zijn woning toe met 82%.
In de procedure gaat het om de beoordeling van de cumulatieve geluidhinder. De woning ligt ook dicht bij het spoor. De cumulatieve geluidhinder is beoordeeld aan de hand van de methode Miedema. Bij een geluidbelasting van 61 tot en met 65 dB Lden is de kwalificatie van de milieukwaliteit ‘tamelijk slecht’. Bij een geluidbelasting van 66 tot en met 70 dB Lden is de kwalificatie ‘slecht’. Volgens het rapport dat aan het bestemmingsplan ten grondslag ligt is er een toename van 2,6 dB maar blijft dit binnen de kwalificatie ‘tamelijk slecht’. Appellant heeft een contra-expertise opgesteld. Daaruit volgt dat de milieukwaliteit een stapje verslechtert naar de categorie ‘slecht’.
Er wordt flink gesteggeld over de uitgangspunten die aan beide rapporten ten grondslag liggen en die de verschillen in de berekeningen kunnen verklaren. Dan gaat het om het gehanteerde wegdektype ter plaatse van de spoorwegovergang, de gehanteerde bodemfactor van de spoorbaan en de verkeersverdeling per voertuigcategorie. De Afdeling kijkt hier doorheen en constateert dat tussen partijen niet in geschil is dat er sprake is van een bepaalde toename van geluid op de gevel. Dat de contra-expertise uitkomt op een ander resultaat, wil niet zeggen dat het onderzoek waarop de gemeente zich heeft gebaseerd niet representatief kan worden geacht. De Afdeling ziet in hetgeen is aangevoerd geen reden om te oordelen dat die toename onaanvaardbaar is vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening.
De uitspraak vermeldt daarnaast dat de gemeente bereid is maatregelen te treffen om het geluidsniveau in de woning te verlagen, omdat dat al hoog is. Partijen zijn daarover met elkaar in gesprek.
Verkeer
Reinier de Graafweg Delft: ABRvS 5 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3915 (hogere waarden) en ECLI:NL:RVS:2018:3914 (bestemmingsplan)
Het bestemmingsplan voorziet in aanpassing van de Reinier de Graafweg om deze geschikt te maken als nieuwe westelijke ontsluitingsroute van Delft. De tuin van appellant grenst aan het plangebied. Hij vreest geluidhinder. Voor zijn woning is een hogere waarde vastgesteld.
Appellant voert de nodige argumenten aan tegen de berekeningen van de verkeersintensiteit. In de procedure tegen het bestemmingsplan worden deze argumenten van tafel geveegd. In de procedure tegen het besluit hogere waarden gaat het dan nog om de vraag of de gemeente andere maatregelen had moeten nemen om de geluidbelasting terug te dringen.
De Afdeling oordeelt dat de gemeente goed heeft gemotiveerd waarom andere maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn of op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige of verkeers- en vervoerskundige aard stuiten. Zo zou een geluidscherm te dicht op de woningen komen te staan en vanwege de onderbrekingen voor afslaand verkeer en oversteekplaatsen niet doeltreffend zijn. Het afsluiten van de weg voor vrachtverkeer zou de geluidbelasting ook kunnen beperken, maar dat staat haaks op de beoogde nieuwe functie als ontsluitingsweg. Ook is het geen verkeersveilige keuze om de busbaan tussen de woningen en de rijbaan in te passen, omdat bezoekers van het ziekenhuis dan de rijbaan moeten oversteken.
Appellant voert tot slot aan dat de mogelijkheid van een betere isolatie van de woningen had moeten worden onderzocht. Dat stuit af op het feit dat de Wet geluidhinder uitgaat van de geluidbelasting op de gevel en niet binnen de woning. Pas na de vaststelling van hogere waarden wordt bekeken of aanvullende isolatie nodig is. Gevelisolatie is dan ook geen geluidreducerende maatregel als bedoeld in artikel 110a lid 5 van de Wet geluidhinder.
Handhaving
Handhaving scheepswerf Reimerswaal: ABRvS 12 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4066 en ECLI:NL:RVS:2018:4088
De scheepswerf in Reimerswaal werpt veel juridisch stof op. Eerder was de bestemmingsplanprocedure aan de orde, waarbij de activiteiten van de scheepswerf voor het eerst werden opgenomen. Dat bestemmingsplan sneuvelde bij de Afdeling. Die uitspraak is hier besproken. In de tussentijd procederen partijen over een milieuneutrale wijziging van de omgevingsvergunning milieu (zie hierna onder het kopje Wabo) en zijn handhavingsverzoeken gedaan.
Het college van GS van Zeeland heeft de handhavingsverzoeken deels toegewezen en een last onder dwangsom opgelegd. De last ziet op naleving van de maximale geluidniveaus en de vergunde werktijden. Appellanten willen dat ook wordt gehandhaafd op naleving van de langtijdgemiddelde geluidniveaus. Het college heeft geen geluidmetingen in de nachtperiode verricht. Volgens het college is het niet relevant om ’s nachts te meten, omdat de scheepswerf maar beperkt in werking mag zijn in de nachtperiode. Ook is op voorhand niet duidelijk wanneer de scheepswerf ’s nachts in werking zal zijn. Voorts stelt het college dat stoorgeluiden in de omgeving het onmogelijk maken om zinvolle geluidmetingen te doen. De bedrijfsduurcorrectie zou er bovendien voor zorgen dat er geen overtreding zou worden geconstateerd.
De Afdeling maakt hier korte metten mee. Het college doet weliswaar de aanname dat de scheepswerf maar beperkt in werking is in de nachtperiode, maar of dat daadwerkelijk zo is weet het college pas nadat er ’s nachts is gecontroleerd. Dat de juiste meteoraamcondities zich maar beperkt voordoen en er gecorrigeerd moet worden voor stoorgeluiden maakt de geluidmetingen wellicht lastig, maar niet onmogelijk. Door in het geheel geen metingen te verrichten in de nachtperiode is het besluit onzorgvuldig voorbereid. Het college moet dus aan de bak! Wie weet leidt dat tot een aanvullende last onder dwangsom (en nieuwe procedures…).
Zie ook hierna onder het kopje Wabo over de milieuneutrale wijziging en het nieuwsbericht
Wabo
Milieuneutrale wijziging scheepswerf Reimerswaal: ABRvS 12 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4060
De scheepswerf heeft een aanvraag ingediend voor een milieuneutrale wijziging van de vergunning uit 2003. De wijziging ziet op het gebruik van twee mobiele stroomaggregaten voor de stroomvoorziening van zowel langs de kade liggende als in de droogdokken staande schepen. Uit het akoestisch rapport blijkt dat in de nieuwe situatie aan de geluidvoorschriften van de milieuvergunning uit 2003 wordt voldaan.
Appellante stelt dat de omgevingsvergunning had moeten worden geweigerd. Haar woning zou ten onrechte niet als toetsingspunt zijn aangemerkt. Ook zou het college lagere geluidgrenswaarden moeten vergunnen in verband met een verplaatsing van een deel van de activiteiten naar een andere locatie. Daarnaast stelt appellante dat ten onrechte is getoetst aan de vergunning uit 2003.
De Afdeling maakt duidelijk dat het college van GS juist aan de vergunning uit 2003 moest toetsen. Op die manier moet immers worden beoordeeld of er sprake is van een milieuneutrale wijziging. Dat is het geval indien er geen andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan dan volgens de geldende omgevingsvergunning is toegestaan.
Omdat het gaat om een vergunning voor een milieuneutrale wijziging geldt het beperkte toetsingskader van artikel 3.10 lid 3 Wabo. Is de wijziging milieuneutraal? Is er geen milieueffectrapport nodig? Ontstaat er geen andere inrichting dan waarvoor eerder vergunning is verleend? Dan is het bevoegd gezag verplicht om de vergunning te verlenen. Er is dus geen ruimte voor een nadere belangenafweging of voor een toets of de best beschikbare technieken worden toegepast. Dat komt pas weer aan de orde wanneer er een reguliere omgevingsvergunning milieu wordt aangevraagd.
Procedureel
Belanghebbendheid Amsterdam Open Air: ABRvS 12 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4081
Het college van Amsterdam heeft een omgevingsvergunning verleend voor het evenement Amsterdam Open Air en de bijbehorende camping. Dit dancefestival vindt jaarlijks plaats in het eerste weekend van juni. De omgevingsvergunning is verleend voor het gebruik van de grond in strijd met het bestemmingsplan.
Appellante woont op een afstand van 1,1 kilometer. De exploitant van het evenement betoogt dat zij geen belanghebbende is omdat er bij haar woning geen gevolgen van enige betekenis optreden. Volgens de exploitant moet worden gekeken naar de geluidsbelasting binnen de woning. Appellante heeft aangegeven dat zij met gesloten ramen en deuren nauwelijks overlast ondervindt. Ook wordt ter plaatse van haar woning ruimschoots aan de geluidnormen en aan de Nota Evenementen voldaan, aldus de exploitant. Het evenement is volgens de exploitant hoorbaar, maar niet heel duidelijk.
De Afdeling oordeelt dat zij toch belanghebbende is. De Afdeling legt uit dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt in beginsel belanghebbende is. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van de betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Een beoordeling van de milieugevolgen binnen de woning is te beperkt. Het gaat om de gevolgen die een betrokkene ter plaatse van zijn woning of perceel ondervindt. Of aan de normen wordt voldaan is evenmin bepalend, dat komt bij de inhoudelijke beoordeling pas aan de orde. Het criterium is ook niet of het geluid ‘hoorbaar’ of ‘duidelijk hoorbaar’ is. Dat is een onjuiste interpretatie van de uitspraak die de Afdeling eerder deed naar aanleiding van het evenement Paaspop.
In dit geval is de geluidbelasting in de avondperiode 52-53 dB(A). Gelet daarop is het volgens de Afdeling aannemelijk dat zij ter plaatse van haar woning gevolgen van enige betekenis ondervindt.
Inhoudelijk lukt het appellante niet om de vergunning onderuit te halen. De geluidbelasting van 52-53 dB(A) is acceptabel voor de vier dagen dat het evenement duurt. Zij heeft daarnaast niet concreet weten te onderbouwen dat er onaanvaardbare hinder van laagfrequent geluid optreedt.
Wet geluidhinder
Vernieuwing St. Sebastiaansbrug Delft: ABRvS 12 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4051
De Metropoolregio Rotterdam Den Haag heeft een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de vernieuwing van de St. Sebastiaansbrug over het Rijn-Schiekanaal in Delft. De bestaande brug wordt vervangen door een beweegbare brug die ook geschikt is voor vrachtverkeer en trams. Het college van Delft heeft de vergunning verleend.
Volgens appellanten is er sprake van een reconstructie van de weg in de zin van de Wet geluidhinder en had akoestisch onderzoek moeten worden verricht. En als er geen sprake is van een reconstructie, dan had het akoestisch onderzoek vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening moeten gebeuren.
De Afdeling overweegt dat akoestisch onderzoek volledig achterwege mocht blijven. Waarom? De afwijkingen van het bestemmingsplan kunnen eenvoudig worden vergund door gebruik te maken van de afwijkingsregels die in het bestemmingsplan zelf zijn opgenomen. Dan zijn de regels van de Wet geluidhinder voor reconstructie niet van toepassing. Dat is pas het geval als er een buitenplanse afwijking moet worden vergund of het bestemmingsplan moet worden gewijzigd.
Ook in het kader van een goede ruimtelijke ordening was onderzoek niet nodig. De afwijkingen van het bestemmingsplan zien namelijk op de bouwregels behorend bij de dubbelbestemmingen Waarde-Archeologie, Waterstaat-Waterkering en de functieaanduiding “monumentale boom”. Er is geen afwijking van de bouw- en gebruiksregels van de bestemming Verkeer. Qua maatvoering en gebruik past de brug binnen die bouw- en gebruiksregels. Het bestemmingsplan voorziet dus al in de mogelijkheid van een brug met deze mate van geluidsbelasting voor de omgeving. Er is geen reden om de aanvaardbaarheid van die ruimtelijke gevolgen nu opnieuw te beoordelen.
Ziekenhuis Waalwijk: ABRvS 12 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4048
In casu gaat het om een handhavingsverzoek vanwege geluidoverlast van verkeersbewegingen van en naar het ziekenhuis. In dat kader voert appellant aan dat er van rechtswege een geluidzone geldt, waardoor op de grenzen van het terrein een maximale geluidbelasting van maximaal 50 dB(A) is toegestaan. Sinds het mogelijke ontstaan van een geluidzone van rechtswege is het bestemmingsplan echter opnieuw vastgesteld.
Interessant is de algemene overweging die de Afdeling meegeeft over de werking van de Wet geluidhinder. Een bestaande geluidzone kan impliciet worden opgeheven. Dat geldt ook voor een geluidzone die van rechtswege is ontstaan. Indien een geluidzone in een volgend bestemmingsplan niet meer wordt opgenomen, moet ervan worden uitgegaan dat de zone wordt opgeheven. Het is niet zo dat het opheffen van een geluidzone alleen expliciet kan gebeuren.
Windturbines
Sfeerwoningen Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding: ABRvS 19 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4180
Het plan voorziet in de bouw van 16 windturbines met een maximale tiphoogte van 204 meter. Het is niet mogelijk om bij alle omliggende woningen aan de normen van het Activiteitenbesluit te voldoen. De initiatiefnemers hebben geprobeerd dit op te lossen door deze bewoners de taak te geven om toezicht te houden op de windturbines. Een en ander is vastgelegd in een overeenkomst. De gedachte is dat de woningen daarmee deel gaan uitmaken van de ‘sfeer van de inrichting’. De woningen zijn in het bestemmingsplan aangeduid als zogenaamde ‘sfeerwoning’.
De gesloten overeenkomsten worden te licht bevonden door de Afdeling. In dit geval is er geen sprake van zodanige technische, functionele en organisatorische bindingen dat de woningen onderdeel zijn geworden van de inrichting. Daarbij speelt mee dat het toezicht voor 16 windturbines is verdeeld over 17 woningen. Ook is er veel onduidelijkheid over de relatie tussen de eigenaren van woningen met wie de overeenkomst is gesloten en de feitelijke bewoners van die woningen.
De beoogde constructie is in de basis overigens wel bruikbaar. Zo maakt bijvoorbeeld het windpark Kabeljauwbeek met succes gebruik van dergelijke bedrijfswoningen waarbij de bewoners een toezichthoudende beheertaak hebben gekregen. De specifieke uitvoering van de constructie vereist echter aandacht.
Windpark Geefsweer Delfzijl: ABRvS 19 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4177
Windpark Zeewolde: ABRvS 19 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4198
Omdat de overwegingen van de Afdeling aansluiten bij de uitspraken die de Afdeling afgelopen jaar deed inzake andere windparken, bespreek ik deze nu niet inhoudelijk.
Huisvesting
Kamerbewoning Nijmegen: ABRvS 5 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3942 (omzettingsvergunning) en ECLI:NL:RVS:2018:3953 (omgevingsvergunning)
Het college heeft een omzettingsvergunning verleend voor het omzetten van een rijtjeswoning naar 5 studentenkamers. Omdat kamerbewoning in strijd is met het bestemmingsplan, is tevens een omgevingsvergunning verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan.
De buren vrezen geluidsoverlast vanwege de bouwkundige staat van de beide woningen. De woningen staan namelijk in contact met elkaar. De vloer- en draagbalken rusten op dezelfde fundering en het leidingwerk loopt over van de ene naar de andere woningen. Gesprekken in het studentenhuis kunnen in de woning van de buren worden gevolgd.
Beoordeling omzettingsvergunning
De Huisvestingswet ziet op de verdeling van de woningvoorraad. De Afdeling merkt op dat de Huisvestingswet mede op bescherming van de leefbaarheid ziet. Door de wijze waarop de woningvoorraad wordt verdeeld kunnen negatieve effecten op de omgeving worden voorkomen. Denk aan het voorkomen van parkeer- en verkeersoverlast, maar ook een botsing van levensstijlen en aantasting van de leefbaarheid door gebrekkige integratie.
Maar hoe moet dat in dit concrete geval worden beoordeeld? Het college heeft een leefbaarheidsonderzoek uitgevoerd en gekeken naar het aantal klachten en handhavingsacties vanwege overlast door kamerbewoning. Voor dit pand en de directe omgeving valt het wel mee. En de bouwkundige staat van het pand zelf? Het college heeft ter zitting toegelicht dat als een pand evident ongeschikt is voor kamerbewoning, dit in de beoordeling wordt betrokken. Het is echter niet aannemelijk gemaakt dat de bouwkundige staat op voorhand zo gebrekkig is, dat er sprake is van een ontoelaatbare inbreuk op de leefbaarheid.
Interessant is dat het college van Nijmegen inmiddels nieuwe beleidsregels heeft vastgesteld. Tegenwoordig wordt wel de eis gesteld dat het pand voldoet aan de (nieuwbouw!) eisen van het Bouwbesluit. Volgens het college ziet de nieuwe bepaling echter alleen op overdrachtsgeluid en niet op contactgeluid waar het in deze zaak met name over gaat.
Beoordeling omgevingsvergunning
In het kader van de omgevingsvergunning wordt de gevreesde geluidhinder indringender getoetst. Het college moet immers beoordelen of de kamerbewoning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Dat betekent dat ook moet worden bekeken of het pand wel geschikt is voor kamerbewoning. Op last van de rechtbank is alsnog een bouwkundig onderzoek ter plaatse gedaan. Aan de hand van een inspectierapport – waarin nog enkele isolatiemaatregelen worden voorgesteld – concludeert het college uiteindelijk terecht dat er geen onaanvaardbare geluidsoverlast optreedt. Dat wil niet zeggen dat de buren niets zullen horen, maar de hoorbare geluiden van sluitende keukenkastjes en de voordeur zullen niet substantieel meer overlast veroorzaken dan bij bewoning door een regulier huishouden. De vergunning blijft in stand.