Door: Daniëlla Nijman, Halsten Advocaten
Een selectie van de uitspraken die in de periode van 3 september tot met 15 oktober 2025 zijn gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“de Afdeling”). Over de akoestische uitgangspunten voor een sportkooi en een woon-zorgcomplex, geluidproductieplafonds voor wegverkeerslawaai en een trompetterende ‘straatartiest’.
Ruimtelijke plannen
Sportkooi Den Haag: ABRvS 17 september 2025, ECLI:NL:RVS:2025:4420

Het college van Den Haag heeft een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van een sportkooi. De omgevingsvergunning heeft betrekking op de activiteiten bouwen en handelen in strijd met het bestemmingsplan. Enkele bewoners van een nabijgelegen appartementencomplex stellen beroep in tegen de omgevingsvergunning. De dichtstbijzijnde woning ligt op 38 meter afstand.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. In de beroepsfase is alsnog akoestisch onderzoek gedaan en volgens de rechtbank mocht de gemeente zich op het standpunt stellen dat de geluidsoverlast aanvaardbaar is. Bij de Afdeling wordt deze discussie voortgezet.
De Afdeling oordeelt dat de geluidsadviseur van de gemeente de locatie terecht als ‘gemengd gebied’ heeft aangemerkt, waarbinnen volgens het stappenplan van de VNG-brochure een geluidbelasting van 55 dB(A) aanvaardbaar kan worden geacht. Er is sprake van matige tot sterke functiemenging. De Afdeling vindt het ook relevant dat er een weg ligt tussen de locatie van de sportkooi en de woningen, die niet alleen door bestemmingsverkeer wordt gebruikt.
Vervolgens gaat het over de uitgangspunten van het akoestisch onderzoek. Beide partijen hebben een eigen akoestisch adviseur in de arm genomen.
Speltype
De gemeente heeft het onderzoek gebaseerd op het speltype voetbal. Volgens de omwonenden had het speltype ‘Bolzplätze’ (vertaling: trapveldje) uit de Duitse VDI-richtlijn moeten worden gehanteerd. De sportkooi is namelijk kleiner, waardoor spelers op kortere afstand van elkaar staan en een ander speltype ontstaat. De vergelijking is gemaakt met het verschil tussen het speltype tennis en padel, wat tot andere geluidniveaus leidt.
Tijdens de behandeling van het beroep wordt echter duidelijk dat voor het speltype ‘Bolzplätze’ het geluid afkomstig van het balspel zelf en het stemgeluid van spelende kinderen/jongeren bepalend zijn. De omheining kan relevant zijn voor de contactgeluiden, maar er is in dit geval een geluidarme sportkooi vergund. Partijen zijn het er daarom over eens dat het alleen nog van belang is of de berekening van het stemgeluid bij spelende kinderen/jongeren is gebaseerd op representatieve bronvermogens.
Bronvermogen stemgeluid
Het gemiddelde bronvermogen van 83 dB(A) dat de gemeente heeft gehanteerd, blijkt overeen te komen met wat de VDI-richtlijn hanteert voor het speltype Bolzplätze. De vraag is vervolgens of er in de berekening van mag worden uitgegaan dat niet alle kinderen tegelijk schreeuwen.
De adviseur van de gemeente ervan uitgegaan dat de helft van de kinderen/jongeren tegelijkertijd schreeuwt. Dat levert een gemiddeld bronvermogen per kind op van 80 dB(A). Uitgaande van tien spelende kinderen komt deze berekening uit op een (totaal) gemiddeld bronvermogen van 90 dB(A).
Dit is volgens de Afdeling een representatief bronvermogen. De Afdeling verwijst naar een eerdere uitspraak uit 2017 over een school in Bussum, waarin is geoordeeld dat het is toegestaan om een correctie aan te brengen in die zin dat niet de hele groep spelende kinderen tegelijkertijd schreeuwt, maar slechts de helft.
Dat het karakter van het spel in de relatief kleine voetbalkooi anders is dan op een groot voetbalveld, is voor de Afdeling geen aanleiding om van een hoger maximaal gemiddeld geluidniveau uit te gaan. Weliswaar is de intensiteit van het spel anders dan op het veld, ook qua intensiteit van het stemgeluid. Daar staat tegenover dat bij grotere afstanden tussen spelers het stemvolume hoger zal moeten zijn om die afstanden te overbruggen. Zo zou het een het ander opheffen.
Bronvermogen ballen tegen de palen
In het akoestisch onderzoek wordt verwezen naar een meting die bij een andere vergelijkbare sportkooi is gedaan. Daar werd een geluidniveau van 110 dB(A) gemeten als gevolg van het schieten van een bal tegen de palen. De adviseur van de gemeente heeft dit bijgesteld naar 104 dB(A). Het andere onderzoek zou zijn uitgevoerd met een ballenkanon met een maximale schietsnelheid van 120 km/uur. Dat zou bij een kleinere sportkooi zoals hier aan de orde vrijwel niet voorkomen. Appellanten hebben hier geen goed tegenargument tegenin gebracht.
Representatieve bedrijfssituatie
De gemeente is ervan uitgegaan dat de sportkooi 4 uur wordt gebruikt in de dagperiode en 2 uur in de avondperiode. De omwonenden stellen dat hiermee ten onrechte niet is uitgegaan van een maximale invulling van de planologische mogelijkheden.
Volgens de Afdeling mocht de gemeente ervan uitgaan dat dit een reële invulling is van de maximale mogelijkheden. De omwonenden hebben niet kunnen onderbouwen waarom dit geen realistisch uitgangspunt is. Een continu gebruik van 9:00 tot 22:00 uur zou volgens de Afdeling in ieder geval geen realistisch en representatief uitgangspunt zijn.
Voorschriften ter voorkoming van overlast
De omwonenden vrezen voor overlast door hangjongeren. Deze vrees wordt versterkt door het feit dat de sportkooi kan worden verlicht.
De gemeente wijst erop dat er geen bankjes worden geplaatst en dat de sportkooi vanwege de ligging in de duinen minder toegankelijk is. Ook zijn er maatregelen genomen. De verlichting in de sportkooi gaat om 22:00 uur uit en er komt een bordje bij de voetbalkooi te hangen waarop staat dat de sportkooi na 22:00 uur niet toegankelijk is.
De rechtbank heeft vanwege deze maatregelen geoordeeld dat eventuele overlast die wordt veroorzaakt aanvaardbaar is. De Afdeling oordeelt anders. De omwonenden hebben zich terecht op het standpunt gesteld dat deze maatregelen als voorschrift aan de omgevingsvergunning hadden moeten worden verbonden. De gemeente vindt het immers noodzakelijk dat deze maatregelen worden getroffen uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening.
De Afdeling voorziet op dit punt zelf in de zaak en verbindt alsnog voorschriften aan de omgevingsvergunning. Het bordje met de sluitingstijd is daarmee verplicht, alsmede een tijdschakelaar die ervoor zorgt dat de verlichting om 22:00 uur daadwerkelijk wordt uitgeschakeld.
Woon-zorgcomplex Park Waterloo: 3 september 2025, ECLI:NL:RVS:2025:4241
De gemeente Venlo heeft een bestemmingsplan vastgesteld en omgevingsvergunning verleend voor de herontwikkeling van een landhuis op het particuliere landgoed Park Waterloo tot een woon-zorghuis met 32 appartementen/studio’s. Het is de bedoeling om hier een vorm van beschermd wonen mogelijk te maken met 24-uurszorg voor hulpbehoevende of dementerende ouderen met een maximale bezetting van 42 personen met een besloten en afsluitbare (binnen)tuin.
Vanaf 2003 is Park Waterloo herontwikkeld tot een woonlocatie met grondgebonden woningen en appartementen. Appellanten zijn bewoners van Park Waterloo, die de komst van het woon-zorghuis niet zien zitten. Zij voeren onder andere argumenten aan over te verwachten geluidsoverlast.
Op basis van de VNG-brochure verdient het aanbeveling om een afstand van 30 meter aan te houden tussen woningen en verpleeghuizen. In dit geval is de afstand 14 meter. De gemeente heeft vooralsnog niet goed gemotiveerd waarom dit aanvaardbaar is. Enkele aannames die zijn gedaan, zijn ten onrechte niet vastgelegd in de planregels.
De eerste relevante geluidbron betreft de installaties van de gebouwen. Volgens de gemeente zullen deze vanwege de kleinschaligheid slechts in beperkte mate aanwezig zijn, geluidarm zijn en zich voornamelijk inpandig bevinden met de uitlaatopeningen tussen de gevels van het woon-zorghuis zelf. Dit kan zo zijn, maar uit de stukken blijkt volgens de Afdeling niet of de gemeente dit ook noodzakelijk vindt om een goed woon- en leefklimaat aanwezig te laten zijn. Zo ja, dan moeten die randvoorwaarden worden vastgelegd in de planregels. Ook is ten onrechte geen rekening gehouden met de cumulatie van meerdere installaties in elkaars nabijheid, terwijl beoogd wordt een complex van zorgwoningen mogelijk te maken.
De tweede relevante geluidbron is het stemgeluid afkomstig van de bewoners. De gemeente gaat ervan uit dat er geen overlast zal ontstaan, vanwege de beoogde gebouwvorm. Het is de bedoeling dat de buitenruimte zich bevindt tussen de gevels van het H-vormige gebouw. Uit de planregels blijkt echter niet dat alleen daar een buitenruimte zal komen en dat die zal zijn afgesloten. Ook is niet duidelijk of de gronden met de bestemming Tuin als buitenruimte zullen worden gebruikt en of dat aanvaardbaar zou zijn.
De derde geluidbron betreft de verkeersbewegingen en parkeergeluiden door bezoekers en personeel. Het akoestisch onderzoek hiernaar heeft pas plaatsgevonden na de vaststelling van het plan en kent meerdere gebreken. Zo is het onderzoek gericht op 12 parkeerplaatsen aan de rechterkant van het landhuis. Het plan voorziet in een groter aantal parkeerplaatsen, ook aan de voorkant. De appartementen van enkele appellanten zijn bovendien niet als gevoelige bestemmingen bij het onderzoek betrokken. Verder blijkt uit de notitie dat ter plaatse van de wel in het onderzoek betrokken gevels een overschrijding plaatsvindt van de norm voor piekgeluiden in de nachtperiode met 2 dB.
Kortom, de gemeente heeft nog wat te onderzoeken, uit te leggen en vast te leggen.
Het beroep slaagt niet alleen op het onderdeel geluid. De planregeling is op meerdere punten gebrekkig. De Afdeling bespreekt stapsgewijs alle gebreken en geeft aan hoe dit hersteld zou kunnen worden. De gemeente krijgt 26 weken de tijd om met een verbeterde versie te komen.
Wegverkeer
Saneringsplan ‘Zuid-Nederland, fase 2’: ABRvS 3 september 2025, ECLI:NL:RVS:2025:4226
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft het saneringsplan ‘Zuid-Nederland, fase 2’ vastgesteld en geluidproductieplafonds verlaagd. Het saneringsplan voorziet tevens in de aanleg van (tweelaags) ZOAB als bronmaatregel en de plaatsing van geluidschermen als afschermende maatregel.
Appellanten voeren de ‘gebruikelijke’ argumenten aan. Zij zijn van mening dat zij net als een ander cluster wel een geluidscherm hadden moeten krijgen, dat het niet terecht is dat er pas in een later stadium naar geluidwerende maatregelen wordt gekeken, dat de geluidbelasting ook zou moeten worden gemeten in plaats van berekend, dat (tweelaags) ZOAB een beperkte levensduur zou hebben, etcetera.
De Afdeling legt punt voor punt uit waarom de wettelijke systematiek leidt tot het besluit zoals dat is genomen en de Minister geen ruimte heeft om anders te beslissen. Ook heeft de Minister goed uit kunnen leggen waarom (tweelaags) ZOAB tegenwoordig een langere levensduur heeft en de zorgen op dat punt onterecht zijn.
De uitspraak is lezenswaardig om een overzicht te krijgen van de regelgeving die van toepassing is op rijkswegen met geluidproductieplafonds.
Opmerkelijk
Straatartiest Roosendaal: ABRvS 15 oktober 2025, ECLI:NL:RVS:2025:4936
Een man zonder vaste woonplaats speelt in Roosendaal regelmatig op zijn trompet. Ook ’s avonds en ’s nachts. De burgemeester heeft na enkele waarschuwingen een last onder bestuursdwang opgelegd. De wettelijke grondslag daarvoor is artikel 2:9 van de APV. De last houdt in dat de man zich niet in bepaalde gebieden mag begeven terwijl hij in het bezit is van een muziekinstrument. Ook is het hem niet toegestaan om in die gebieden als straatartiest op te treden. Bij overtreding van de last zal de trompet meegevoerd en opgeslagen worden. Kennelijk is dit al vaker gebeurd. De enkele inbeslagname van de trompet bleek onvoldoende prikkel om ermee te stoppen. De burgemeester heeft daarom nu bepaald dat de kosten van de feitelijke uitvoering van de bestuursdwang op de man zullen worden verhaald.
De Afdeling overweegt dat de burgemeester deze last heeft mogen uitleggen. De man valt onder de definitie van ‘straatartiest’. Het maakt niet uit of hij er daadwerkelijk geld voor krijgt of niet. De APV beoogt de openbare orde te beschermen. Vanuit dat belang is het geoorloofd om inbreuk te maken op zijn bewegingsvrijheid en artistieke vrijheid. De Afdeling vindt die inbreuk relatief beperkt. Zonder muziekinstrument mag hij immers overal komen. Bovendien geldt de last alleen in aangewezen gebieden.
Nu de man herhaaldelijk zonder ontheffing als straatartiest heeft opgetreden, mag de burgemeester daartegen optreden met een last onder bestuursdwang. Of hij bij zijn optredens overlast heeft veroorzaakt is niet van belang. De burgemeester heeft bij zijn besluit mogen betrekken dat ‘de wijze waarop de man met zijn trompet in de openbare ruimte speelt’ tot veel klachten en overlast leidt. Dat er ook mensen zijn die zijn muziek mooi vinden, maakt dat niet anders.
Het daadwerkelijk verhalen van de gemaakte kosten zal bij een gebrek aan inkomsten niet eenvoudig zijn.
