Overzicht jurisprudentie juni en juli 2019

Auteur: Daniëlla Nijman, Halsten advocaten

Een selectie van de uitspraken die van 29 mei tot met 17 juli zijn gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

APV

Muziekboulevard en kermis Oss: ABRvS 10 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2346

De laatste jaren is er veel discussie over het geluid van evenementen. Wat is nog aanvaardbaar en wanneer wordt de herrie onduldbaar? Sommige gemeenten voeren steeds strenger beleid, andere gemeenten zoeken de bovengrens op. Waar die bovengrens ligt is niet precies duidelijk. Zo oordeelde de Afdeling recent over de Pride Amsterdam dat er geen objectieve manier is om vast te stellen of geluidhinder onduldbaar is. Dat hangt namelijk af van de belangenafweging die moet worden gemaakt. Naarmate het belang dat is gediend met het evenement groter is, mag van omwonenden meer incasseringsvermogen worden verlangd.

Toch blijkt er ergens een harde bovengrens te zijn. Die bovengrens is overschreden door de burgemeester van de gemeente Oss. In Oss vindt jaarlijks de Muziekboulevard plaats en kermisfeesten. Deze jaarlijks terugkerende evenementen worden gehouden op diverse locaties in het centrum van Oss. De burgemeester heeft voor deze festiviteiten meerdere vergunningen verleend. Appellant is een van de bewoners van het centrum die een groot deel van de herrie op zijn dak krijgt. Deze appellant vindt in Den Haag de Afdeling aan zijn zijde.

De gemeente Oss heeft zich te vrijelijk laten inspireren door de jurisprudentie rondom de Pride Amsterdam. De redenering van de gemeente Oss komt er in de kern op neer dat het gemeentelijk belang bij de Muziekboulevard en de kermis zo groot is, dat het eigenlijk niet uitmaakt hoe hoog de binnenwaarde is en hoe het gesteld is met de geluidsisolerende werking van de gevels van de betrokken woningen. Dat is niet onderzocht. De evenementen zijn hoe dan ook belangrijker voor de gemeente. De rechtbank accepteerde deze gang van zaken al niet, de Afdeling evenmin.

Uit geluidonderzoek blijkt dat bij de toegestane gevelbelasting van 90 dB(A) in de woning een binnenwaarde van ongeveer 65 dB(A) gemeten zou kunnen worden. Ter vergelijking: de Nota Evenementen met een luidruchtig karakter – door veel gemeenten als uitgangspunt gehanteerd – stelt dat een binnenwaarde van 50 dB(A) als absoluut maximum moet worden gezien. De Afdeling laat wel ruimte voor een overschrijding, mits met een deugdelijke belangenafweging. Maar de Muziekboulevard en kermis van Oss zijn op geen enkele manier gelijk te stellen met de unieke en internationale relevantie van de Pride. Niet onbelangrijk is dat de geluidbelasting in Oss nog hoger zou zijn dan in Amsterdam. Maar bovenal: een binnenwaarde van 65 dB(A), in combinatie van negen vergunde evenementendagen op dezelfde locatie en in het geval van de kermis tot 1:00 of 2:00 uur ’s nachts, dat is volgens de Afdeling absoluut onaanvaardbare hinder.

Bestemmingsplan herziening evenementen Westerbork: ABRvS 17 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2478

In het verlengde van de vorige uitspraak is het interessant om te zien hoe de Afdeling omgaat met de hoge binnenwaarden die optreden in de woning van de appellant in deze zaak in Westerbork. Ook deze appellant wordt geconfronteerd met een binnenwaarde van maar liefst 66 dB(A). In dit geval heeft de gemeente wel een zwaarder gewicht kunnen toekennen aan het houden van de evenementen. Essentieel daarbij is dat het hier niet gaat over langdurige evenementen. Deze appellant zal twee keer per jaar gedurende 4 uur met dit geluidniveau worden geconfronteerd. Dat is onder de omstandigheden van het geval acceptabel.

Exploitatievergunning horeca Bodegraven: ABRvS 3 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2168

Deze zaak gaat over de openingstijden van een restaurant op korte afstand van een woning. Op basis van de APV mogen horecagelegenheden doordeweeks tot 1:00 uur ’s nachts geopend zijn en op vrijdag en zaterdagavond tot 3:00 uur. De burgemeester is bij het verlenen van de exploitatievergunning ervan uitgegaan dat het restaurant normaal gesproken rond 23:00 uur zal sluiten. Op basis van dat uitgangspunt heeft de burgemeester geoordeeld dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed. In de tussenuitspraak (eerder hier besproken) heeft de Afdeling al geoordeeld dat in dat geval aan de exploitatievergunning voorschriften moeten worden verbonden om de openingstijden daartoe te beperken.

In het herstelbesluit ontbreekt nog steeds een voorschrift over de openingstijden. Ook blijkt dat het restaurant meestal tot 24:00 uur geopend is. De burgemeester vindt dat nog steeds acceptabel. De Afdeling gaat daar in mee. Maar nog steeds benadrukt de Afdeling dat die openingstijden dan in de exploitatievergunning moeten worden vastgelegd. Er staat nu immers niet in de weg aan opening van het restaurant tot 1:00 uur of 3:00 uur ’s nachts. De burgemeester houdt ter zitting hardnekkig vol dat hij nooit afwijkt van de in de APV opgenomen sluitingstijden. Dat is geen handig standpunt, wetende dat de exploitatie na 24:00 uur waarschijnlijk niet aanvaardbaar zou zijn. De Afdeling geeft de burgemeester nog een tweede kans en biedt nogmaals zes weken de gelegenheid om de vergunning aan te scherpen. Binnenkort zullen we zien of het kwartje is gevallen.

Ruimtelijke ordening

Bestemmingsplan Waalhaven en Eemhaven Rotterdam: ABRvS 17 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2472

Weer een mooi voorbeeld over de noodzaak om de maximale planologische mogelijkheden te onderzoeken. Op een braakliggend terrein van 0,2 ha wordt containeropslag mogelijk gemaakt. Appellant voert aan dat haar bedrijfspand hierdoor aan drie zijden door containers zal worden omsloten. Dit is om meerdere redenen onwenselijk, mede omdat het leidt tot een toename van geluidhinder.

De gemeente heeft de effecten in het geheel niet onderzocht. Er is namelijk enkel sprake van een verplaatsing van de containeropslag van het naastgelegen bedrijf, zodat er meer ruimte ontstaat voor transport. Volgens de gemeente is het bovendien niet de bedoeling om de capaciteit te vergroten. Deze mooie woorden leggen onvoldoende gewicht in de schaal, omdat de containeropslag in het bestemmingsplan in het geheel niet is beperkt.

Dat het bedrijfspand van appellant geen geluidgevoelig object is, maakt niet uit. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet de gemeente zich toch beraden over de geluidsituatie ter plaatse. Om te beginnen zal er dus akoestisch onderzoek moeten worden gedaan om inzicht te krijgen in de geluidbelasting, waarna een afweging over de aanvaardbaarheid kan plaatsvinden.

Lekoevers Bergambacht: ABRvS 3 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2216

Het bestemmingsplan voorziet in uitbreiding van het bedrijfsterrein van de Op- en Overslag Terminal Bergambacht (OTB). Appellanten vrezen voor geluidsoverlast. De richtafstand volgens de VNG-brochure is 200 meter terwijl de daadwerkelijke afstand 50 meter is. Middels akoestisch onderzoek is onderbouwd waarom er niettemin een aanvaardbare situatie ontstaat. Appellanten hebben met een eigen deskundige kanttekeningen geplaatst bij het geluidrapport dat aan het bestemmingsplan ten grondslag ligt. Zo wordt er discussie gevoerd over de gehanteerde uitgangspunten zoals de representatieve bedrijfssituatie, de bodemfactor en de bedrijfsduur van de dieselgeneratoren van schepen.

De deskundigen verschillen ook van mening over de bronvermogens die moeten worden gehanteerd voor de achteruitrijsignalering en voor het ontsnappen van remlucht. Ter zitting is besproken dat dit vooral gevolgen heeft voor de berekening van het maximaal geluidniveau. In de nachtperiode is er hoe dan ook een overschrijding van het maximaal geluidniveau. Een eventuele onderschatting van de bronvermogens zou leiden tot een wat grotere overschrijding in de nachtperiode.

Volgens het rapport dat in opdracht van de gemeente is opgesteld is deze overschrijding aanvaardbaar. De overschrijding is namelijk beperkt en treedt alleen op bij vertrek van een vrachtwagen die de dijk oprijdt. In de nachtperiode zullen vrachtwagens vooral aankomen in plaats van vertrekken. Bovendien gaat het om een tijdelijke situatie. Wanneer de nieuwe weg over de kade gereed is, kan het vertrekkende verkeer aan de achterzijde van het bedrijf rijden en zal het aantal piekgeluiden afnemen. Het maximaal geluidniveau in de woning is niet hoger dan 45 dB(A). Daarbij is uitgegaan van een worst case situatie waarbij remlucht ontsnapt direct bij de in- en uitrit, terwijl dat in de praktijk verderop het terrein zal plaatsvinden.

Volgens de Afdeling is hiermee voldoende gemotiveerd waarom een overschrijding van de piekniveaus aanvaardbaar is, hoe hoog de overschrijding dan ook precies zou zijn. Daarbij hecht de Afdeling waarde aan het feit dat het alleen gaat over de piekniveaus en dat de overschrijdingen van korte duur zijn. Ook is volgens de Afdeling genoegzaam vast komen te staan dat er een weg over de nieuwe kade zal worden aangelegd en de situatie dus tijdelijk is. Tot slot merkt de Afdeling op dat voor zover niet aan de geluidgrenswaarden van het Activiteitenbesluit wordt voldaan, daartegen handhavend kan worden opgetreden.

Industrieterrein Franeker: ABRvS 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1757

Het scheepvaartbedrijf van appellant is gevestigd op het gezoneerde Industrieterrein West in Franeker. Appellant stelt dat de toegestane milieucategorie ten onrechte is verlaagd van milieucategorie 4.2 naar 3.1. Er zou te weinig geluidruimte overblijven en appellant vreest niet te kunnen voldoen aan de strengere geluidnormen voor een bedrijf in milieucategorie 3.1.

Dit laatste argument berust op een verkeerde interpretatie van de regelgeving. Er gaan voor dit bedrijf niet plotseling strengere geluidnormen gelden. Ook hoeft het bedrijf zijn activiteiten niet te beëindigen. Naast de algemene milieucategorie 3.1 is er een specifieke maatbestemming opgenomen voor het scheepvaartbedrijf. Deze maatbestemming is gebaseerd op de verleende milieuvergunning uit 2006. De daarin opgenomen geluidvoorschriften blijven gelden. Daarnaast moet appellant voldoen aan de voor het industrieterrein geldende geluidzone, waar al beperkingen uit voortvloeien.

Nadeel van deze maatwerkbestemming is dat hiermee de specifieke bedrijfsactiviteiten statisch zijn vastgelegd op basis van de verleende milieuvergunning. Appellant voert aan dat hij nu wordt beperkt in zijn uitbreidingsmogelijkheden. De Afdeling gebruikt haar standaardreactie: er is niet gebleken van concrete plannen waarmee de raad rekening had dienen te houden. Onbenutte uitbreidingsmogelijkheden hoeven dus niet in stand te worden gelaten. De gemeenteraad heeft voldoende gemotiveerd waarom het – gezien de aanwezigheid van woningen op het industrieterrein – wenselijk is om de toegestane milieucategorieën naar beneden bij te stellen.

Het bedrijf heeft een maatwerkbestemming en is dus niet direct onder het overgangsrecht gebracht. Dat laat onverlet dat het bedrijf nu in een strakker jasje zit. Ook zijn er beperkingen voor de vestiging van een ander bedrijf. Daardoor leidt deze nieuwe planologische regeling mogelijk tot planschade. Appellant kan een apart verzoek indienen voor de vergoeding van eventuele planschade. Op voorhand wordt niet verwacht dat de waardevermindering zodanig groot is dat het bestemmingsplan niet op deze manier kon worden vastgesteld.

Wabo

Padelbanen tennispark Wassenaar: ABRvS 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1746

Het college heeft een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van twee ‘padelbanen’ op een tennispark in Wassenaar. Appellant voert o.a. aan dat dit in strijd is met het bestemmingsplan, omdat het niet voldoet aan de functieaanduiding tennisbaan. De Afdeling omschrijft ‘padel’ conform Wikipedia als een mix van tennis en squash. De ruimtelijke uitstraling van de padelbanen verschilt niet zodanig van de wel toegestane tennisbanen, dat het daarmee niet op één lijn gesteld kan worden.

De resterende strijd met het bestemmingsplan zit dan vooral in de bouwregels voor zover het de wanden van de padelbanen betreft en de overschrijding van het bouwvlak. Volgens het college ontstaat er geen onaanvaardbare situatie door de vergunningverlening. Uit akoestisch onderzoek volgt dat aan de normen van het Activiteitenbesluit kan worden voldaan. Daarbij is uitgegaan van de maximale waarden die voor tennis gelden, omdat er geen betrouwbare metingen bekend zijn van padelbanen. De impulsgeluiden zijn daarbij betrokken. De Afdeling ziet geen aanleiding om deze beoordeling onjuist te achten.

Dat niet aan de richtafstand van 50 meter uit de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering wordt voldaan, is in dit geval geen belemmering. De feitelijke afstand is 48 meter, dus het is een geringe afwijking. De onderbouwing met verwijzing naar het Activiteitenbesluit is verder voldoende. Appellant betoogt nog dat het college had moeten aansluiten bij het stappenplan uit bijlage 5.3 van de VNG-brochure. Nog los van het feit dat dit stappenplan tot een soortgelijke beoordeling komt als een toetsing aan het Activiteitenbesluit, oordeelt de Afdeling dat de VNG-brochure richtlijnen bevat en geen wettelijke normen. Het volgen van het stappenplan van bijlage 5.3 van de VNG-brochure is niet wettelijk voorgeschreven, zodat daaraan geen zelfstandige betekenis toekomt.

Omgevingsvergunning horeca Almere: ABRvS 10 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2318

Het café is aanwezig in strijd met het bestemmingsplan. Nadat een omwonende om handhaving vraagt, wordt er alsnog een omgevingsvergunning aangevraagd en verleend. Volgens de omwonende ten onrechte. Uit het akoestisch rapport dat voor de ruimtelijke onderbouwing is opgesteld, volgt dat er bouwkundige maatregelen nodig zijn om aan de geluidnormen te kunnen voldoen. Ter zitting heeft het college echter gesteld dat die bouwkundige maatregelen niet hoeven te worden getroffen omdat in het café een geluidbegrenzer is aangebracht. Deze begrenzer is niet verplicht gesteld op basis van een vergunningsvoorschrift, maar vrijwillig aangebracht.

De Afdeling heeft vervolgens moeite om op basis van de stukken in het dossier vast te stellen dat ter plaatse van de woning van appellant daadwerkelijk aan de geluidnormen wordt voldaan. Ondanks heropening van het onderzoek en vragen van de Afdeling, geeft het college geen nadere informatie. De Afdeling oordeelt daarom dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd en inzichtelijk gemaakt dat de geluidsoverlast binnen de normen blijft. Het hoger beroep is daarom gegrond.

Een aparte gang van zaken, nu met een simpel voorschrift een sluitende situatie zou kunnen ontstaan. Tenzij de begrenzer toch onvoldoende soelaas biedt…?

Omgevingsvergunning zalencentrum Schalkwijk: ABRvS 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1729

Het college heeft een omgevingsvergunning verleend om naast het agrarisch bedrijf een congres- en vergadercentrum te exploiteren met commerciële zaalverhuur, kleinschalige horeca, bed & breakfast, etc.

Appellant betoogt terecht dat de kleinschaligheid niet goed genoeg is vastgelegd. Volgens de vergunningsvoorwaarden moet de horeca ‘kleinschalig’ zijn en ‘met een beperkte frequentie’. Het college verwijst naar de aanvraag, waaruit zou blijken dat het congrescentrum en horeca alleen geopend zijn op verzoek, gemiddeld een keer per week. Volgens de Afdeling is dit allemaal niet specifiek genoeg en laat het ruimte voor piekperiodes met veel activiteiten binnen een korte periode. De ruimtelijke impact is dus niet inzichtelijk en daarom heeft er per definitie geen deugdelijke afweging plaatsgevonden over de aanvaardbaarheid.

Kinderdagverblijf Enschede: ABRvS 5 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1827

In het verleden is een omgevingsvergunning verleend voor een kinderdagverblijf met 10 kindplaatsen. Dat werd ruimtelijk aanvaardbaar geacht, mede gezien het draagvlak in de buurt. Het kinderdagverblijf wil nu uitbreiden naar 24 kindplaatsen.

Het college is om meerdere redenen niet bereid medewerking te verlenen aan deze afwijking van het bestemmingsplan. Er wordt niet voldaan aan de richtafstanden van de VNG-brochure en uit akoestisch onderzoek blijkt dat ook niet aan de geluidnormen wordt voldaan. Het college is daarnaast tot het voortschrijdend inzicht gekomen dat uitbreiding van de kinderopvang niet past in het woon- en leefklimaat van de omgeving. Er is sprake van een specifieke omgeving, omdat er sprake is van bebouwing rondom een binnengebied met aan elkaar grenzende tuinen. Daar is het relatief stil en gaat het geluid niet op in het omgevingsgeluid.

De houder van het kinderdagverblijf stelt dat de klachten uit de buurt ongefundeerd zijn en dat deze bovendien afkomstig zijn van één buurtbewoonster. De Afdeling stelt dat het college deze klachten wel bij de afweging heeft mogen betrekken, waarbij niet doorslaggevend is van hoeveel omwonenden deze klachten afkomstig zijn. Het college heeft afdoende gemotiveerd waarom geen planologische medewerking wordt verleend.

Klokkenstoel Tilburg: ABRvS 10 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2338

Het college van Tilburg heeft aan het bisdom een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een klokkenstoel van 5 meter hoogte aan de voorzijde van de Maranathakerk. De bouw is in strijd met het bestemmingsplan omdat de maximale bouwhoogte wordt overschreden. Appellant heeft last van het klokgelui, vindt het te luid en niet meer van deze tijd.

Om de vergunning te verlenen wordt gebruikt gemaakt van de binnenplanse afwijkingsregeling. Omdat de afwijking alleen op de bouwhoogte ziet zou de afweging beperkt kunnen zijn, maar wellicht is de gedachte dat het zonder die bouwhoogte überhaupt niet mogelijk zou zijn om een klokkenstoel te bouwen. De Afdeling overweegt dat appellant op meer dan 30 meter afstand woont en in zoverre wordt voldaan aan de richtafstand van de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering voor kerkgebouwen. Uit geluidmetingen blijkt dat het geluidniveau binnen het maximale geluidniveau van 70 dB(A) voor de dagperiode blijft, zoals opgenomen in het Activiteitenbesluit. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de geluidhinder toch onaanvaardbaar zou zijn. Zou het klokgelui toch tot een hogere geluidbelasting leiden, dan kan daar volgens de Afdeling handhavend tegen worden opgetreden op basis van het Activiteitenbesluit. Althans voor zover de klokken worden geluid voor de tijdsaanduiding en niet voor het oproepen van de parochianen voor de godsdienst. Dat laatste wordt immers beschermd door de Grondwet.

Verkeer

Uithoornlijn en busverbinding Uithoorn: ABRvS 17 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2444

Het bestemmingsplan voorziet in het tracé van de Uithoornlijn, een tramverbinding van Amstelveen naar Uithoorn. De bestaande busverbinding wordt over een afstand van 2,2 km gecombineerd met het tramtracé. Aan het bestemmingsplan ligt een geluidrapport ten grondslag. Appellanten hebben een contra-expertise in het geding gebracht.

Een van de discussiepunten ziet op de geluidemissie die is gehanteerd voor de trambaan. Het rapport gaat uit van een lagere geluidemissie van 8 tot 10 dB. Volgens appellanten is het in strijd met het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 om een afwijkende geluidemissie te hanteren zonder dat dit met geluidmetingen is onderbouwd. De gemeente stelt dat geluidmetingen niet mogelijk waren, omdat er een nieuwe tram wordt ingezet waarvan de precieze geluidemmissie nu nog niet bekend is.

Aansluiten bij de standaard emissiekentallen is volgens de gemeente niet representatief, omdat die emissiekentallen zijn gebaseerd op de geluidemissie van oude Haagse trams. De gemeente heeft in plaats daarvan aangesloten bij de geluidemissie van de stillere trams die rijden op de RandstadRail. Op dat trammaterieel zijn wel voldoende geluidmetingen uitgevoerd. De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak onderschrijft dat op basis van onderzoek een correctie van 8 tot 10 dB kan worden gehanteerd.

Appellanten stellen dat er dan geen ruimte meer is om vervolgens ook de algemene aftrek van 5 dB te hanteren. Deze algemene aftrek is gebaseerd op de veronderstelling dat materieel in de toekomst stiller wordt. Er is al een aftrek van 8 tot 10 dB gehanteerd omdat er juist stille trams worden ingezet.

De gemeente maakt in haar onderbouwing gebruik van het specifieke wettelijke regime dat op deze trambaan van toepassing is. De trambaan valt namelijk onder het regime van de Wet geluidhinder dat op wegverkeer van toepassing is. De regels uit de Wet milieubeheer voor spoorwegen zijn op deze trambaan niet van toepassing. Beide regimes kennen verschillende geluidnormen. De geluidnormen voor wegverkeer zijn strenger.

Volgens de gemeente is het aanvaardbaar om de aftrek van 5 dB toch te hanteren, omdat daarmee het verschil tussen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeer (en in dit geval tramverkeer) en de voorkeursgrenswaarde van 55 dB voor spoorweglawaai kan worden overbrugd. Dat de voorkeursgrenswaarde bij spoorweglawaai hoger is heeft er volgens de gemeente mee te maken dat spoorweglawaai als minder hinderlijk wordt ervaren. Met het verschil van 5 dB wordt het verschil in normering gecorrigeerd, maar geldt voor tramverkeer nog altijd een strengere norm dan onder het regime van spoorweglawaai. Dit is een creatieve redenering, waarvan de bedoeling wel begrijpelijk is maar het de vraag is of dat strookt met de achtergrond van deze correctie. Appellanten hebben dit standpunt van de raad echter op zichzelf niet bestreden, zodat de Afdeling deze motivering niet verder ter discussie stelt.

Planschade

Planschade Rotterdam The Hague Airport: ABRvS 26 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1992

PG heeft in 2008 een perceel te Bergschenhoek aangekocht om een zorginstelling op te richten. Dit kan niet doorgaan vanwege de nieuwe geluidcontour van vliegveld Rotterdam. Het perceel is vrijwel geheel binnen de contour van 35 Kosteneenheden komen te liggen. Consequentie daarvan is dat de mogelijkheid om een zorginstelling te realiseren geheel is komen te vervallen. De te betalen planschadevergoeding wordt in deze procedure vastgesteld op € 2.403.600,–.

Procedureel

Verhouding bestemmingsplan en tracébesluit N18: ABRvS 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1731

De raad heeft het bestemmingsplan “Berkelland, Tracebesluit N18 2015” vastgesteld ter uitvoering van het tracébesluit voor de N18. Appellant stelt beroep in. Hij meent dat er ten onrechte geen bouwmogelijkheid is opgenomen voor een geluidscherm. Zijn woning moet als gevolg van het tracébesluit verdwijnen. Langs zijn nieuw te bouwen woning wil hij ook geluidwerende voorzieningen aanbrengen.

Het wettelijke systeem maakt het onmogelijk om deze discussie bij de Afdeling te voeren. De gemeenteraad is namelijk verplicht om binnen een jaar nadat het tracébesluit onherroepelijk is, een bestemmingsplan vast te stellen overeenkomst het tracébesluit. Een zienswijze tegen dit bestemmingsplan kan niet zien op onderdelen die volgen uit het tracébesluit. De bestemmingen Groen en Verkeer volgen één op één uit het tracébesluit. Er is dus een wettelijke belemmering voor appellant om hiertegen een zienswijze in te dienen, wat de achtergrond daarvan ook is. En zonder zienswijze is deze appellant evenmin ontvankelijk in zijn beroepsprocedure. Hij heeft uiteraard wel een zienswijze ingediend, maar deze wordt door de Afdeling ‘weggedacht’. Daardoor is hij vervolgens niet-ontvankelijk in beroep.

Dit wil niet zeggen dat het onmogelijk zal zijn om geluidwerende voorzieningen aan te brengen. Appellant zal daarvoor alleen een zelfstandige aanvraag moeten indienen zodat daarvoor een planologische procedure kan worden doorlopen.