Overzicht jurisprudentie oktober 2020

Auteurs: Daniëlla Nijman en Janneke van Eekeren, Halsten advocaten

Een selectie van de uitspraken die van 23 september tot en met 28 oktober 2020 zijn gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

Activiteitenbesluit

Ondergrondse afvalcontainer Amsterdam: ABRvS 28 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2557

Er wordt regelmatig geprocedeerd over de plaatsing van ondergrondse afvalcontainers. Veelal zijn dat procedures die door burgers aanhangig worden gemaakt tegen de keuze van de locatie. Doorgaans oordeelt de Afdeling dat de belangenafweging voldoende zorgvuldig is gemaakt en de geluidsoverlast niet zodanig is dat de ORAC niet mag worden geplaatst. Al deze uitspraken over ORAC’s komen daarom niet in dit jurisprudentieoverzicht terecht.

Deze uitspraak is anders. Ten eerste omdat de omwonende geen normale burger is, maar een advocaat. Ten tweede omdat het hier niet om het besluit tot plaatsing van de ORAC gaat. Dat is een gepasseerd station. Het gaat nu om de vraag of de ORAC voldoet aan de geluidnormen van het Activiteitenbesluit.

Het is niet iets waar je dagelijks bij stilstaat, maar een ORAC kan worden aangemerkt als een inrichting type B in de zin van het Activiteitenbesluit. Deze gemotoriseerde perscontainer voor afval heeft een motorvermogen dat groter is dan 1,5 kW. De advocaat die vlakbij de ORAC woont en daar ook kantoor houdt, heeft het college gevraagd handhavend op te treden wegens overschrijding van de geluidnormen. Uit akoestisch onderzoek van twee toezichthouders blijkt dat er inderdaad sprake is van een overschrijding in de nachtperiode.

De advocaat voert aan dat het geluidrapport niet objectief is, omdat het is opgesteld door twee ambtenaren die werkzaam zijn voor de gemeente. De gemeente is zelf de overtreder als drijver van de inrichting, zodat niet op de resultaten van de geluidmetingen kan worden vertrouwd. De Afdeling volgt deze stelling van de advocaat niet. Ook een beroep op het recht op een eerlijk proces als bedoeld in het EVRM mag haar niet baten. Dat de gemeente zelf overtreder is, maakt niet dat de geluidmeting per definitie onzorgvuldig of onbetrouwbaar is. In het kader van het recht op een eerlijk proces heeft de advocaat de gelegenheid gehad om op het geluidrapport te reageren (weliswaar te laat waardoor zij het griffierecht vergoed krijgt), maar daar is de kous mee af.

De gemeente heeft geluiddempende maatregelen getroffen aan de ORAC. Ook is de ORAC inmiddels gesloten in de nachtperiode, zodat er geen overschrijding van de geluidnorm meer plaatsvindt. Dat dit tot gevolg heeft dat in de nachtperiode vuilniszakken naast de ORAC worden geplaatst, maakt dat niet anders. Er is geen overtreding meer en dus geen reden om te handhaven.

Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt afgewezen. De advocaat in kwestie heeft zichzelf bijgestaan. Dat is dus geen “beroepsmatig door een derde verleende rechtsbijstand”.

Ruimtelijke ordening

Laagfrequent geluid hoofdverdeelstation Sas van Gent en Vercammen-curve: ABRvS 30 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2308

Het bestemmingsplan wordt herzien om een uitbreiding van een bestaand hoofdverdeelstation (HS-station) mogelijk te maken in Sas van Gent. Ook wordt een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit milieu voor dit grotere hoofdverdeelstation. Beide besluiten zijn gecoördineerd voorbereid en bekendgemaakt. De uitbreiding heeft betrekking op het transformatorvermogen, een nieuwe ontsluiting van het HS-station, een gebouw voor een schakelinstallatie en overige gebouwen.

Appellant woont op 120 meter van het HS-station en is met name bang dat er een toename zal zijn van overlast vanwege laagfrequent geluid. Appellant is van mening dat er ten onrechte geen normen zijn opgenomen in de omgevingsvergunning voor dit laagfrequent geluid.

Het beroep tegen beide besluiten wordt ongegrond verklaard. De Afdeling is van mening dat in het bestemmingsplan geen extra normen moeten worden opgenomen voor het reguleren van mogelijk laagfrequent geluid. Die normen horen volgens de Afdeling thuis in de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu. De Afdeling is van mening dat de gemeenteraad daarom geen nader onderzoek hoefde te doen naar de gevolgen van laagfrequent geluid.

De geluidbelasting van de inrichting op de gevels van de in de zone gelegen woning bedraagt 41 dB(A). De geluidbelasting op de zonegrens bedraagt 43 dB(A).

In de omgevingsvergunning is het laagfrequent geluid beoordeeld op basis van de Vercammen-curve. Deze curve legt de grens van aanvaardbaarheid van laagfrequent geluid bij 3 tot 10% ernstig gehinderden, wat vergelijkbaar is met de uitgangspunten van de Wet geluidhinder. Als wordt voldaan aan de Vercammen-curve wordt ernstige hinder door laagfrequent geluid in ieder geval in substantiële mate voorkomen en wordt onaanvaardbare hinder voorkomen.

In deze casus heeft het akoestisch bureau vastgesteld dat met de combinatie van de bestaande transformatoren en de nieuwe, stillere transformatoren waarmee de inrichting wordt uitgebreid ruimschoots wordt voldaan aan de Vercammen-curve. De toename van het laagfrequent geluid is slechts 0,3 dB. De Afdeling is het eens met dit standpunt van het college. De Afdeling bevestigde reeds eerder dat de Vercammen-curve een aanvaardbare methode is om laagfrequent geluid te beoordelen. Er is daarom geen reden om een voorschrift aan de omgevingsvergunning te verbinden voor het reguleren van laagfrequent geluid.

Landgoed De Acht Morgen Appeltern: ABRvS 28 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2563

De gemeente West Maas en Waal heeft een bestemmingsplan vastgesteld dat voorziet in grootschalige dag- en verblijfsrecreatie in het zogenoemde ‘entreegebied’ van Appeltern. Het plan maakt het mogelijk om activiteiten en overnachtingen aan te bieden aan grotere groepen. De accommodaties kunnen echter ook door kleinere groepen, gezinnen en individuen worden gebruikt. Er wordt ook een clustervoorziening mogelijk gemaakt met een zwembad, indoor entertainment, congrescentrum en een multifunctioneel terrein voor outdoor evenementen. Ook ondersteunende voorzieningen zoals wellness, activiteitgebonden horeca en ondersteunende detailhandel zal mogelijk zijn.

Diverse appellanten vrezen voor onaanvaardbare overlast omdat het bestemmingsplan categorie III evenementen mogelijk maakt met een hoge geluidbelasting. De appellanten zijn van mening dat er op korte afstand al locaties zijn waar het toegestaan is om evenementen te organiseren en zien niet in waarom er nog een evenementenlocatie nodig is. Naar de mening van de Afdeling is dit argument niet relevant, omdat de gemeenteraad heeft verklaard dat het evenemententerrein een integraal onderdeel uitmaakt van het concept en het plan en dus niet afgesplitst kan worden van de accommodaties die worden gerealiseerd. Aan de mogelijkheden om evenementen te houden zijn bovendien regels gesteld in het bestemmingsplan. Er mogen slechts maximaal 4 dagen per jaar evenementen plaatsvinden in de dag- en avondperiode. De Afdeling verklaart deze beroepsgrond daarmee ongegrond.

Parapluplan horeca en terrassen Heemstede: ABRvS 28 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2550

Het parapluplan horeca en terrassen Heemstede maakt op een aantal locaties in de gemeente terrassen mogelijk bij horecagelegenheden, zo ook bij panden in de Jan van Goyenstraat.

Het gaat hier om een terras langs een doorgaande verkeersweg in een stedelijke omgeving. De achtertuin van appellant ligt op een bijzondere wijze ten opzichte van het terras Jan van Goyenstraat 2. De gemeenteraad heeft aansluiting gezocht bij de VNG-brochure om te beoordelen of de milieueffecten aanvaardbaar zijn. Zij is tot de conclusie gekomen dat de afstand tussen het terras en de gevel van de woning van appellant aan de overzijde van de straat meer dan 13 meter is en dat de afstand conform de VNG-brochure (10 meter) voldoet. Daarnaast wordt stemgeluid niet meegenomen bij de beoordeling van de geluidsnormen op grond van het Activiteitenbesluit.

De Afdeling is het op zich wel eens met de gemeenteraad, maar stelt dat in het kader van een goed woon- en leefklimaat in deze zaak toch beter moet worden bekeken of de locatie van het beoogde terras aanvaardbaar is. De tuin van appellant ligt immers op minder dan 10 meter afstand van het terras. Daarbij komt dat het pand waarvoor het terras mogelijk wordt gemaakt, niet enkel ondergeschikte horeca toestaat. Op grond van een eerder verleende omgevingsvergunning is hier namelijk ook een lunchroom mogelijk.

De overgelegde aanvullende adviezen bevatten geen goede onderbouwing dat het woon- en leefklimaat in deze specifieke zaak is gewaarborgd. Juist omdat het stemgeluid niet is geregeld in het Activiteitenbesluit, oordeelt de Afdeling dat het des te meer op de weg van de gemeenteraad lag om inzichtelijk te maken wat de gevolgen van het stemgeluid zijn voor het woon- en leefklimaat van appellant. Het argument van de gemeenteraad dat er op het terras maar 2 terrastafels en een enkele rij stoelen mogelijk zijn en dat hiervoor ook een APV vergunning nodig is, wuift de Afdeling weg. De reactie van de Afdeling is dat de APV geen ruimtelijke waarborg biedt dat er feitelijk slechts 2 tafels en een enkele rij stoelen kunnen worden gerealiseerd.

Het beroep van appellant slaagt. De gemeenteraad moet haar huiswerk opnieuw doen.

APV

Evenement Lepeltje Lepeltje Utrecht: ABRvS 23 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2277

De gemeente Utrecht heeft een evenementenvergunning verleend voor een kleinschalig food evenement in het Lepelenburgpark in Utrecht voor 7 dagen (incl. op- en afbouw) en waarbij muziek een ondergeschikte rol speelt. Op vrijdag en zaterdag wordt tussen 12:00 uur en 23:00 uur live muziek ten gehore gebracht. Aan de evenementenvergunning zijn diverse voorwaarden verbonden om geluid ten gevolge van het evenement te reguleren.

De Stichting Behoud Lepelenburg is van mening dat de evenementenvergunning niet in redelijkheid verleend had kunnen worden en dat er meer onderzoek had moeten worden verricht naar de belangen van de omwonenden met betrekking tot geluidhinder. De Stichting gaat voor diverse ankers liggen en vindt dat de gemeente een aantal zaken nader had moeten onderzoeken / moeten toepassen:

  • Het Zwartboek Buitenevenementen Utrecht
  • Nota “Evenementen met een luidruchtig karakter” van de Inspectie Milieuhygiëne Limburg (Nota Limburg)
  • Inventarisatie van de geluidisolerende werking van de gevels bij de woningen rondom het Lepelenburgpark, net als in de uitspraak over de Muziekboulevard en Kermis in Oss (zie ECLI:NL:RVS:2019:2346).
  • Ingebrachte deskundigenrapporten “Binnenwaarden Geluid Lepeltje Evenement” en het rapport “Geluidhinder Evenement Lepeltje Lepeltje”
  • Rapporten die door de STAB zijn opgesteld in het kader van twee andere evenementen in Zwolle (Hardshock) en in Leeuwarden (Welcome to the village)
  • De “Beleidsregel geluidnormen bij buitenevenementen” mocht niet worden toegepast omdat de geluidsnormen hierin kennelijk tegenstrijdig zijn en te weinig rekening is gehouden met de specifieke omgeving van Park Lepelenburg.

De Afdeling is het echter niet eens met de Stichting om de navolgende redenen. Het afwegingskader is het volgende: ‘Op objectieve gronden valt niet vast te stellen wanneer een omwonende ten gevolge van een evenement onduldbare geluidhinder ondervindt. Het oordeel of geluidhinder onaanvaardbaar is, is afhankelijk van het antwoord op de vraag of de burgemeester aan de belangen die zijn gediend met de activiteit die dat geluid veroorzaakt, redelijkerwijs doorslaggevend gewicht heeft kunnen toekennen.’ Eerder oordeelde de Afdeling ook zo (ECLI:NL:RVS:2019:1566 en ECLI:NL:RVS:2016:1245).

Van groot belang acht de Afdeling dat aan de Beleidsregel geluidnormen bij buitenevenementen een advies van een geluidsdeskundige ten grondslag legt. In dit advies is de locatie Park Lepelenburg uitvoerig aan de orde gekomen en is uiteengezet op welke wijze geluid van evenementen in Park Lepelenburg dient te worden georganiseerd. De Afdeling is van mening dat de vergunning conform dit specifieke advies is verleend, de voorschriften zelfs strenger zijn dan het Beleid voorschrijft en dat de juiste belangen zijn afgewogen:

  • Park Lepelenburg is aangewezen als een evenementenlocatie in de Nota evenementen en festivals in Utrecht, Beleid en actieplan 2009-2014.
  • In de vergunning is bepaald dat alleen op vrijdag en zaterdag tussen 12:00 uur en 23:00 uur versterkt geluid ten gehore mag worden gebracht. De eindtijd is een uur eerder dan vorige editie.
  • De aanvrager is verplicht – op grond van de voorschriften in de vergunning – om tijdens het evenement continu geluidmetingen te verrichten om ervoor te zorgen dat het volume onder de max 80 dB(A) en 95 dB(C) op 100 meter van de geluidsbron blijft. De geluidmetingen moeten worden genoteerd in een logboek. Deze geluidnormen zijn bepaald in de Beleidsregel geluidnormen bij buitenevenementen.
  • De geluidsdragers moeten zoveel mogelijk van de woningen af zijn gericht.
  • De toestellen en installaties dienen op zo groot mogelijke afstand van de woningen te worden geplaatst en er dient gebruik te worden gemaakt van geluidarme of geluidsgedempte typen.
  • De gemeente voert tijdens het evenement zelf ook geluidsmetingen uit, met eigen meetapparatuur, waarbij op afstand de resultaten worden uitgelezen.
  • Deze vergunningvoorschriften zijn strenger dan het Beleid voorschrijft.
  • Er is geen verplichting om de Nota Limburg toe te passen, ook al gebeurt dit af en toe wel.
  • Er volgt geen (algemene) verplichting om de geluidisolerende werking van de gevels van de woningen rondom het Park Lepelenburg te onderzoeken uit de uitspraak inzake de Muziekboulevard en Kermis in Oss.
  • Het belang van evenementen voor de stad Utrecht is in het beleid uitvoerig tot uitdrukkelijk gebracht. Hier gaat het slechts om een kleinschalig evenement, waarbij het ten gehore brengen van muziek van ondergeschikt belang is.

Wet geluidhinder

Tijdelijke ontheffing geluidproductieplafonds Betuweroute: ABRvS 30 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2306

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft een tijdelijke ontheffing verleend voor de overschrijding van geluidproductieplafonds (gpp’s) die gelden voor de spoorweg van de Betuweroute ter hoogte van de gemeente Lansingerland. Dit heeft de Minister toegestaan omdat er nieuwe treintoestellen komen en deze getest moeten worden, waardoor het mogelijk is dat de huidige gpp’s worden overschreden met waarden die variëren tussen 0,1 dB tot 0,5 dB.

De belangenvereniging Kruisweg heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. De Minister verweert zich hiertegen en stelt dat de belangenvereniging niet-ontvankelijk is vanwege gebrek aan rechtstreeks belang, omdat de referentiepunten voor de gpp’s waarvan een tijdelijke ontheffing wordt verleend niet in de nabijheid van de Kruisweg zijn gelegen. De Afdeling is het hier mee eens. De Kruisweg ligt op 8,3 tot zelfs 24 km van de dichtstbijzijnde referentiepunten van de gpp’s en daarmee te ver weg om de belangen van de belangenvereniging te raken. De gevolgen voor de belangenvereniging zouden niet in het geding komen door deze afstand.

Handhaving

Geluidsvoorschriften supermarkt Baarle-Nassau: ABRvS 7 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2363

Een eigenaar van een pand met een damesmodewinkel die gevestigd is achter een filiaal van Albert Heijn (AH), is van mening dat AH de geluidregels overtreedt en heeft om handhaving gevraagd. De vraag in deze zaak is of de geluidregels van het Activiteitenbesluit van toepassing zijn op dit pand. De eigenaar van het pand voert aan dat zijn gebouw als een ‘gevoelig gebouw’ moet worden gekwalificeerd omdat de bestemming “Centrum” ook “wonen” toelaat. De Afdeling is van mening dat wonen niet (meer) mogelijk is in het pand, omdat het bestemmingsplan die functie enkel (nog) toelaat indien op het moment dat het ontwerp-bestemmingsplan ter inzage werd gelegd in het pand ook daadwerkelijk gewoond werd. Dat was niet het geval, daarom gaat de redenering van de eigenaar van het pand niet op.

Voorts doet de eigenaar van het pand nog een beroep op art. 2.1 van het Activiteitenbesluit waarin de algemene zorgplicht voor drijvers van een inrichting is opgenomen. De eigenaar stelt dat de geluidnormen op nabijgelegen woningen wordt overtreden. De Afdeling komt tot de conclusie dat – hoewel uit eerder onderzoek is gebleken dat door AH de geluidsvoorschriften inderdaad niet werden gerespecteerd – deze normen inmiddels niet meer worden overschreden.

Het handhavingsverzoek is terecht afgewezen.

Onbemande geluidmeting Alphen aan den Rijn (deel 2): ABRvS 21 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2473

Deze uitspraak is een vervolg op de uitspraak van 14 november 2018 die ik hier besprak. Inmiddels is het twee jaar later en staan partijen weer voor de rechter. Wat was er aan de hand?

EMR exploiteert een metaalrecyclingbedrijf. Het college heeft twee dwangsommen ingevorderd van € 5.000,– per stuk. De vermeende overtreding van de in de vergunning voorgeschreven piekniveaus is vastgesteld door een onbemande meting. In de uitspraak van 14 november 2018 oordeelde de Afdeling dat dit op zich een geschikte methode is. Door beluistering en analyse van de geluidopnamen kan in principe op een betrouwbare manier worden vastgesteld of de inrichting een piek heeft veroorzaakt. Het kan voldoende zijn om met twee meetpunten te werken, zoals hier is gebeurd.

In de uitspraak van 14 november 2018 werd het beroep van EMR gegrond verklaard, omdat het college de geluidmetingen niet ter beschikking had gesteld aan EMR. Volgens het college bevatte de opname privacygevoelige informatie, omdat een van de meetpunten dicht bij een woning lag. Dat mag zo zijn, maar EMR moet toch in de gelegenheid worden gesteld om te controleren of er terecht een overtreding is vastgesteld.

Na de uitspraak van de Afdeling heeft het college alsnog een geluidopname ter beschikking gesteld. Althans, een fragment van 12 seconden afkomstig van meetpunt 2. Dat is het meetpunt ter hoogte van het beoordelingspunt. EMR heeft niet de corresponderende opname van meetpunt 1 ontvangen. Dat meetpunt is gebruikt om vast te stellen uit welke richting het waargenomen geluid op meetpunt 2 is gekomen. Zonder de opname van meetpunt 1 kan EMR dus nog steeds niet nagaan of het betreffende piekniveau afkomstig is van haar inrichting.

Uiteindelijk krijgt EMR ook de opname van meetpunt 1. Toch is EMR niet tevreden. Uit het StAB-advies dat in de eerste procedure is opgesteld, blijkt dat de geluidmetingen van meetpunt 2 zijn gefilterd. De opnames op meetpunt 1 zijn niet gefilterd. Nu weet EMR niet of de inmiddels verstrekte opname van meetpunt 2 is gefilterd of niet. EMR stelt zowel de originele opname als de gefilterde opname nodig te hebben om de conclusies van het college te kunnen controleren.

Daarnaast betoogt EMR dat zij op basis van de geluidopnames het achtergrondgeluid niet kan bepalen. De activiteiten van EMR kenmerken zich door het gelijktijdig en gedurende langere tijd op de dag werken met machines en kranen Daar is volgens EMR niks van te horen. Er zijn uitsluitend meeuwen te horen op de achtergrond. Dus is het geluidsfragment wel daadwerkelijk op het tweede meetpunt in de nabijheid van de inrichting van EMR gemeten?

EMR betoogt dat zij gegronde reden heeft om te twijfelen aan de constateringen van het college. Bij nader inzien heeft het college namelijk zelf al besloten om de invordering van één van de dwangsommen te laten vervallen. De betreffende overtreding was bij nader inzien namelijk toch niet van het terrein van EMR afkomstig. Dat maakt dat EMR des te meer behoefte heeft om de geluidopnames zelf te analyseren.

Het college stelt zich niet alleen op de geluidopnames te baseren, maar ook op de deskundigheid van haar akoestisch ingenieur. Op de tweede zitting bij de Afdeling wordt ook nog een grafiek met een puntenwolk getoond, waaruit zou moeten blijken dat het piekgeluid in dezelfde lijn ligt met de overige geluidopnamen die volgens het college afkomstig zijn van het perceel.

Het college beroept zich echter stelselmatig op informatie die niet tevens met EMR wordt gedeeld. De puntenwolk is nieuw en de geluidsopnames die daaraan ten grondslag liggen, zijn evenmin gedeeld.

De Afdeling maakt er korte metten mee. Als het college ervoor kiest om te handhaven via onbemande metingen, dan moet alle informatie worden gedeeld. De partij die de dwangsom moet betalen, moet kunnen controleren of er inderdaad een overtreding is geconstateerd. Het college kan niet selectief zijn in de informatie die wordt verstrekt.

De Afdeling pakt door en voorziet zelf in de zaak. Er komt dus geen gelegenheid meer voor het college om een herstelbesluit te nemen. Het primaire invorderingsbesluit wordt door de Afdeling zelf herroepen en het college wordt veroordeeld in de proceskosten van EMR. Daarmee is de kous af.