Auteurs: Daniëlla Nijman en Janneke van Eekeren, Halsten advocaten
Een selectie van de uitspraken die in de periode van 27 oktober tot en met 17 november 2021 zijn gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“de Afdeling”). Onderwerpen die aan bod komen zijn evenementen, mobiele puinbrekers, revisievergunningen en handhaving.
Evenementen
Evenemententerrein Walibi: ABRvS 27 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2390
Walibi exploiteert een pretpark met evenemententerrein. Bekende evenementen die daar plaatsvinden zijn het muziekfestival Lowlands en dancefestival Defqon.1.
Voor Walibi geldt een revisievergunning uit 2014. In 2018 heeft Walibi een nieuwe omgevingsvergunning aangevraagd voor het veranderen van de inrichting en de werking daarvan. Die vergunning is verleend. Daarbij zijn de voorschriften uit de revisievergunning van 2014 gedeeltelijk aangevuld en gewijzigd.
Bijzonder aan deze procedure is dat er geen omwonenden bij zijn betrokken. De colleges van de gemeenten Nunspeet, Elburg en Oldebroek komen op tegen het besluit van het college van de gemeente Dronten. Dit doen zij ter bescherming van de belangen van de inwoners, die geluidsoverlast ondervinden van de evenementen. De rechtbank had geoordeeld dat de drie colleges niet-ontvankelijk waren, maar de Afdeling hanteert onder verwijzing naar het “Varkens in Nood-arrest” een ruimere lijn. Dat betekent dat niet alleen burgers sneller ontvankelijk zijn, maar ook bestuursorganen.
Toepassing BBT
De colleges van Nunspeet, Elburg en Oldebroek voeren aan dat de evenementen niet voldoen aan de eisen van beste beschikbare technieken (BBT). Het klopt dat van de negen BBT er twee niet worden toegepast. Het college van Dronten heeft gemotiveerd waarom en die motivering blijft in stand.
De eerste BBT die niet wordt toegepast, ziet op het beperken van gevlogen subwoofers en het toepassen van lage kantelfrequenties tussen subwoofers en topkasten. Het akoestisch rapport vermeldt dat dit wel is onderzocht, maar dat gevlogen subwoofers in bepaalde gevallen nodig zijn om voldoende geluidkwaliteit te krijgen. Het beperken van de hoogte van de subwoofers is met name effectief in een bebouwde (stedelijke) omgeving, met veel akoestische afscherming. In een open omgeving met woningen op relatief grote afstanden is er geen relevant effect. Als er al verschillen zijn, werken die bij grote buitenevenementen eerder negatief dan positief, aldus het akoestisch rapport.
De tweede BBT die niet wordt toegepast, is het affilteren van lage frequenties. Voor de huidige muziekstijlen bij grote buitenevenementen zou dit niet mogelijk zijn zonder teveel kwaliteitsverlies van de muziek.
De overige BBT zijn in het akoestisch onderzoek bij de modellering van de podia meegenomen. De grenswaarden voor geluid zijn op dat onderzoek gebaseerd. Gelet daarop is de toepassing van die BBT voldoende geborgd.
Uitbreiding beoordelingsposities
De drie colleges voeren aan dat in de vergunning ook beoordelingsposities hadden moeten worden toegevoegd binnen de gemeenten Nunspeet, Elburg en Oldebroek. De inwoners van hun gemeenten ondervinden immers geluidsoverlast.
De drie colleges verwijzen naar geluidmetingen die zijn verricht tijdens Lowlands en Defqon.1 in 2018. Uit deze geluidmetingen blijkt echter ook dat de festivals in sommige gemeenten niet hoorbaar waren, of dat het geluid door harde wind niet meetbaar was.
Kijkend naar de gemeten geluidbelasting, stelt het college van Dronten dat het weinig zinvol is om beoordelingsposities in Nunspeet, Elburg en Oldebroek toe te voegen. In alle richtingen liggen er al beoordelingsposities op kortere afstand. Het toevoegen van beoordelingspunten leidt dus niet tot een hoger beschermingsniveau van de bewoners. Bovendien zijn er meettechnische bezwaren vanwege de invloed van stoorgeluid en meteorologische invloeden.
De Afdeling volgt het college van Dronten. Er is immers geen reden om aan te nemen dat de geluidvoorschriften op zich niet langer toereikend zijn ter bescherming van het milieu.
Verlenging avondvoorwaarden
In de voorschriften is een verlenging van de avondvoorwaarden opgenomen. Dat betekent dat de geluidnorm voor de avondperiode met twee uur wordt opgerekt. De avondperiode eindigt niet om 23:00 uur maar om 1:00 uur. De “Nota Evenementen met een luidruchtig karakter” biedt een onderbouwing voor deze verruiming, mits de volgende dag een vrije dag is. Deze verruiming is dus mogelijk op de vrijdag- en zaterdagavond.
De drie colleges voeren aan dat de Nota Evenementen hier weliswaar ruimte voor biedt, maar dat het college van Dronten nog steeds zorgvuldig moet motiveren waarom het aanvaardbaar is om hiervan gebruik te maken. Het college moet een deugdelijke belangenafweging maken.
Het college van Dronten verwijst hiervoor naar het bedrijfsbelang van Walibi. Zowel op nationaal als internationaal niveau is sprake van een sterke groei van muziekfestivals. Om de marktpositie van Lowlands te kunnen behouden en verbeteren, moeten in toenemende mate headliners en sub-headliners worden gecontracteerd. Door de veelheid van festivals blijkt de keuze van artiesten voor een bepaald festival in steeds sterkere mate te worden bepaald door de voorwaarden waaronder kan worden opgetreden. Zowel artiesten als het publiek hechten belang aan het visuele showelement tijdens optredens, met licht en video. Dat komt het beste tot zijn recht in het donker. Kortom, om zoveel mogelijk (sub)headliners in het donker te kunnen laten optreden, moet de eindtijd van de avondperiode worden verlengd van 23:00 uur naar 1:00 uur. Anders past het immers niet binnen de geluidnormen.
De Afdeling oordeelt dat het college van Dronten het bedrijfsbelang van Lowlands om een aantrekkelijk festival te blijven voor hoofdacts, heeft mogen betrekken in de belangenafweging. De verlenging van de avondvoorwaarden is afdoende gemotiveerd. Daarbij betrekt de Afdeling ook dat de geluidbelastingen op de woningen in Nunspeet, Elburg en Oldebroek lager zijn dan op basis van de Nota Evenementen aanvaardbaar zou zijn. Het gaat bovendien om twee keer twee uur per jaar.
De overige argumenten zijn eveneens ongegrond en de omgevingsvergunning blijft in stand.
Ruimtelijke ordening en Wabo
Mobiele puinbreker Dronten: ABRvS 10 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2500
Een afvalverwerker wil uitbreiden met een puinbreker. Het college van Dronten heeft een revisievergunning verleend waarmee de mobiele puinbreker 12 dagen per jaar in werking mag zijn. Ook is een omgevingsvergunning voor strijdig gebruik verleend. Het bestemmingsplan laat alleen bedrijvigheid tot met milieucategorie 3 toe. De puinbreker valt in milieucategorie 4.
De bewoners van enkele bedrijfswoningen op het bedrijventerrein worden niet gelukkig van de komst van de mobiele puinbreker. Zij kaarten de geluidproblematiek aan bij de Afdeling en betogen dat er strijd is met de goede ruimtelijke ordening.
Nieuw VNG-rapport toepassen?
Omdat de revisievergunning in 2019 is verleend, stellen appellanten dat niet de ‘gewone’ VNG-brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’ moet worden toegepast, maar het nieuwe VNG-rapport ‘Milieuzonering nieuwe stijl’ dat in 2019 is uitgebracht. Het nieuwe VNG-rapport is gebaseerd op de Omgevingswet. Bij de berekening van de afstand tussen een woning en een inrichting wordt de grens van een inrichting aangehouden in plaats van de grens van de bestemming die de inrichting mogelijk maakt. De afstand tot de inrichting is slechts 27 meter en voldoet volgens appellanten duidelijk niet. Het college wijst erop dat de afstand tot de opstelplaats van de puinbreker 150 meter bedraagt en wel voldoet.
De Afdeling gaat niet mee in de argumentatie van appellanten. Het ‘nieuwe’ VNG-rapport is een alternatief naast de bestaande VNG-brochure en is bedoeld om gemeenten te stimuleren tot en te ondersteunen bij het op een alternatieve manier reguleren van bedrijven in het bestemmingsplan, vooruitlopend op de Omgevingswet. De Afdeling stelt vast dat het bestaan van dit nieuwe VNG-rapport dus niet betekent dat van de oude VNG-brochure geen gebruik meer mag worden gemaakt. Dat staat op die manier overigens ook in het nieuwe VNG-rapport vermeld (zie paragraaf 1.4. van het VNG-rapport onder ‘Relatie tot VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’). De Afdeling benadrukt nogmaals dat het in beide publicaties gaat om richtwaarden en niet om grenswaarden.
Belangenafweging
Het college heeft in de belangenafweging laten meewegen dat de bedrijfswoningen op een bedrijventerrein staan en daarmee een andere mate van hinder acceptabel is. Ook heeft het college meegewogen dat de puinbreker slechts 12 dagen in het jaar in werking mag zijn. De cumulatieve geluidbelasting, inclusief weg- en railverkeer, is op die dagen maximaal 55 dB(A). Relevant is ook dat de opstelplaats voor de puinbreker verder weg ligt van de omliggende bedrijfswoningen, dan in de vorige vergunning uit 2012 was toegestaan. De Afdeling accepteert deze argumentatielijn en oordeelt dat de belangen van de omwonenden niet onevenredig worden geschaad.
Geluidgevolgen afbraak loods
Appellanten voeren aan dat geen rekening is gehouden met een maximale invulling van de mogelijkheden. Zij stellen dat de loods die nu tussen de bedrijfswoningen en de opstelplaats van de puinbreker staat, zou kunnen worden afgebroken. Daardoor zou het geluidwerende effect van die loods verdwijnen. De Afdeling oordeelt dat deze vrees onterecht is. Los van het feit dat er geen reden is om te veronderstellen dat de loods wordt afgebroken, is de aanwezigheid van de loods onderdeel van de aangevraagde omgevingsvergunning. Bovendien wordt de toegestane geluidbelasting geregeld in de geluidvoorschriften van de vergunning. Die blijven hetzelfde, ook als de loods zou worden afgebroken. Voor de bescherming van de omwonenden maakt dat dus geen verschil.
Wabo en handhaving
Revisievergunning agrarisch bedrijf Pingjum, gemeente Súdwest-Fryslân: ABRvS 10 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2513 en ECLI:NL:RVS:2021:2460
Een agrarisch bedrijf in Pingjum, gemeente Súdwest-Fryslân, en haar buren hebben al jaren discussie over o.a. de geluidsoverlast van de diverse agrarische activiteiten.
De discussie wordt gevoerd in een procedure omtrent een revisievergunning en in een handhavingsgeschil. In de procedure over de revisievergunning heeft de rechtbank de StAB als adviseur aangewezen. De StAB heeft onderzoek verricht naar de diverse geschilpunten.
Revisievergunning
De Afdeling begint haar uitspraak over de revisievergunning met een belangrijke vaststelling. De Afdeling kan enkel uitspraak doen over de vraag of een aanvraag omgevingsvergunning goed is beoordeeld door de gemeente. Indien het er in werkelijkheid anders aan toe gaat in een bedrijf dan in de aanvraag is vermeld, is dat een handhavingskwestie. Deze vaststelling komt diverse malen terug in deze uitspraak.
Partijen zijn het absoluut niet met elkaar eens over de feiten, met name wat betreft de geluid producerende activiteiten van de inrichting, zoals :
– welke toegangsweg nemen de landbouwvoertuigen, er zijn er twee.
– waar worden de materialen schoongemaakt: onder de overkapping of naast de overkapping
– waarom moeten vleeskuikens in de nacht worden geladen en hoe wordt de duur hiervan gemeten ?
– hoe lang wordt de achteruitrijsignalering gebruikt ?
– etc. etc.
De buren lijken bij diverse onderdelen van de revisievergunning uit te gaan van hetgeen zij in de praktijk vaststellen, terwijl de Afdeling enkel de theoretische situatie toetst zoals die is aangevraagd. De aangevraagde situatie blijkt op de diverse milieuaspecten conform de regels te zijn.
De buren stellen dat de aanvraag omgevingsvergunning niet het volledige en reële beeld geeft van de activiteiten in de inrichting. Dat argument wordt door de ABRvS gepasseerd met de vaststelling dat een dergelijk beroepsgrond enkel succesvol kan zijn als de aanvraag omgevingsvergunning niet volledig zou zijn. In dat geval dient de aanvraag buiten behandeling te worden gelaten. Dat is hier niet aan de orde.
Enkele relevante geluidsaspecten in de discussie over de revisievergunning zijn:
- Bronvermogen van vrachtwagens: In de aanvraag is een bronvermogen voor vrachtwagens gehanteerd van 108 dB(A). De StAB heeft in haar onderzoek vastgesteld dat dit bronvermogen te laag is en verhoogd moet worden naar 110 dB(A). De discussie gaat over het feit dat vrachtwagens anno nu (2019 – 2021) een bronvermogen hebben van 2 dB(A) minder en dus dat het uitgangspunt van 108 dB(A) terecht is. De Afdeling gaat hierin niet mee, omdat niet kan worden vastgesteld dat enkel moderne vrachtwagens met een bronvermogen van 108 dB(A) of minder het agrarisch bedrijf aandoen en niet ook oudere vrachtwagens met een hoger bronvermogen.
- Onderzoek effecten plaatsing geluidscherm: Vergunninghouder heeft de omwonende aangeboden een grondwal te realiseren om de geluidbelasting te beperken. Hiervoor moet wel worden afgeweken van het bestemmingsplan. De buurman/buurvrouw wil echter geen grondwal. De gemeente heeft bij een eerdere vergunning al beoordeeld of een geluidscherm naast de woning van de buurman een oplossing zou bieden. Dat bleek niet het geval omdat de geluidsbronnen te ver van dit geluidsscherm af staan.
De StAB heeft op verzoek van de rechtbank bekeken of op een alternatieve locatie een geluidscherm effectief zou zijn. De StAB komt tot de conclusie dat er inderdaad een alternatieve locatie is voor een geluidscherm, te weten naast de woning ter hoogte van het oostelijke deel van de tuin van de buren (5 meter hoog en 36 meter lang), maar dat de kosten veel te hoog zijn voor het beperken van de geluidsbelasting van 3 dB(A) voor slechts één woning. De Afdeling is van mening dat daarmee inderdaad vaststaat dat een geluidscherm geen effectieve oplossing biedt en dat de gemeente dus terecht geen alternatieve locaties voor een geluidsscherm had onderzocht.
- Monitoringsvoorschriften geluid vs geluidbeheersplan: Op grond van art. 5.5 lid 4 aanhef en onder a Bor, dienen monitoringsvoorschriften te worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor een IPPC-installatie. In de omgevingsvergunning zijn geluidsgrenswaarden opgesteld, die gemonitord moeten worden. De buren vinden dit niet voldoende. Zij zijn van mening dat een geluidbeheersplan moet worden verplicht, waarvan de monitoringsvoorschriften onderdeel uitmaken. Zij baseren hun standpunt op het Uitvoeringsbesluit op grond van de Richtlijn 2010/75/EU voor intensieve pluimvee- of varkenshouderij. De Afdeling is het niet eens met de buren en ziet geen argument op grond van het Uitvoeringsbesluit dat een geluidbeheersplan vereist is.
Er zijn nog diverse andere geluidsaspecten die door de buren naar voren worden gebracht. Die aspecten betreffen voor een belangrijk deel de discussie tussen partijen over de feiten en de inhoud van de aanvraag en ketsen af op de vaststelling dat het handhavingskwesties zijn.
Handhavingszaak
Het is geen verrassing dat het in de handhavingszaak gaat over het verschil tussen de vergunning en de realiteit. Op een aantal punten krijgen de buren gelijk.
Zo moet volgens de Afdeling onderzocht worden of de – kennelijk nieuwe – zelfrijdende rooimachine voldoet aan de geluidgrenswaarden. Ook moet onderzocht worden wat nu de verdeling is van de verkeersbewegingen over de twee toegangswegen die het agrarisch bedrijf heeft en of de overkapping ook als opslagruimte wordt gebruikt, zodat het laden en lossen dus buiten plaatsvindt. Bij de handhavingscontroles zijn deze zaken ten onrechte niet onderzocht.
Op de aantijging dat o.a. de geluidseffecten van de inrichting niet of onvoldoende worden gemonitord, krijgen de buren geen gelijk. Kennelijk was de gebrekkige monitoring geen onderdeel van hun handhavingsverzoek. Daarom is het volgens de Afdeling terecht dat de monitoring niet is meegenomen in de handhavingscontroles.
Juridisch is dat een juist oordeel, maar efficiënt is dat oordeel natuurlijk niet. Zeker niet in een zaak als deze, waarin ongetwijfeld met enige regelmaat klachten en handhavingsverzoeken worden ingediend. Het lijkt erop dat deze partijen nog lange tijd met elkaar in de clinch zullen liggen en procedures over nieuwe handhavingsverzoeken gaan volgen.